Aardgasvrije appartementen geen probleem voor ESCo

Verslag van de kennissessie ESCo’s voor gasvrije appartementengebouwen tijdens de ZEN platformbijeenkomst van 19 februari – door Joop van Vlerken.

Met een ESCo zijn bijna alle oneffenheden glad te strijken die ontwikkelaars op het pad van een gasloos gebouw tegen kunnen komen. Dit heeft te maken met de lange exploitatieperiode van de installaties. John Braakman van ZON Energie vertelt tijdens de kennissessie 'ESCo’s voor gasvrije appartementengebouwen' hoe dat in zijn werk gaat.

“Het is best ingewikkeld om een ESCo op te zetten, ik krijg er af en toe een punthoofd van. Je moet rekening houden met techniek, maar ook financieel en organisatorisch kan het ingewikkeld zijn. Dan is er ook nog het onderhoud en beheer en je moet ook een klantenservice hebben.” ZON Energie heeft al meer dan 25 jaar ervaring met ESCo’s (Energy Service Company), legt directeur John Braakman uit. Een ESCo ontzorgt volgens hem de gebouweigenaar door het beheer van de collectieve duurzame installatie in een aparte bv onder te brengen. Ontwikkeling, realisatie, investering en exploitatie worden allemaal door de ESCo geregeld. “Wij zijn ook projectontwikkelaars, maar dan voor duurzame energie. Doordat we al ervaring hadden met ESCo’s, hebben we makkelijk op de aardgasvrije trend kunnen inspelen. We willen laten zien dat gasvrij makkelijk kan.”

Collectieve installaties
ZON Energie richt zich vooral op collectieve installaties voor appartementen. “Het liefst worden we al in de fase van de uitvraag bij een bouwproject betrokken. Dan kunnen we samen met de bouwende ontwikkelaar de beste omstandigheden creëren voor de duurzame energievoorziening.” Wat Braakman betreft zijn er maar enkele gasvrije opties als het gaat om collectieve installaties. “Biomassa valt voor ons meteen af. Bodemsystemen doen we veel. Gesloten systemen kunnen tot 60 woningen, daarboven is een open systeem beter. Luchtwarmtepompen passen we ook toe. En daarnaast werken we met warmtenetten en oppervlaktewatersystemen.” Als een deelnemer uit de zaal vraagt waar de voorkeur van Braakman naar uit gaat, antwoordt hij: “Wij kunnen met alle systemen werken, meestal bepaalt de opdrachtgever afhankelijk van de omstandigheden welke installatie het wordt. Veel mensen denken dat het geld zit in het soort installatie, maar voor ons zit de helft van de investering in de leidingen en pompen.”

Weinig financiële verschillen
Volgens Braakman is het onderlinge verschil tussen de opties financieel dus niet groot. “Het kan misschien duizend euro meer of minder zijn, maar eigenlijk geldt dat je als opdrachtgever ongeveer € 15.000 per woning kwijt bent. Daar krijg je een gasvrij appartement voor met een exploitatieperiode van dertig jaar.” Het maakt voor ZON Energie eigenlijk ook weinig uit wat de gebouwde staat van een gebouw is, legt Braakman uit. “We stellen geen aanvullende eisen boven het Bouwbesluit. Het enige wat we vragen is dat bouwers een beetje simpel bouwen. Grote schachten om onze leidingen in te leggen, vinden we bijvoorbeeld fijn. Omdat we over zo’n lange periode exploiteren, kan het voor ons eigenlijk altijd uit. Wat dat betreft zijn we een soort nutsbedrijf, je komt niet meer van ons af.” Braakman zegt het gekscherend, maar het is wel iets waar bouwers en gebouwbeheerders rekening mee moeten houden. “We exploiteren een energiesysteem voor dertig jaar. Voor die tijd zitten de bewoners en de gebouwbeheerder aan ons vast en waarschijnlijk langer, omdat de leidingen in het gebouw ook van ons zijn.”

Bewonersgedrag
De belangrijkste oorzaak voor extreme verschillen in de energierekening zit volgens Braakman niet in de bouwkwaliteit, maar in bewonersgedrag. “Wij maken energierekeningen mee van 10 tot 140 euro in hetzelfde gebouw. Dat heeft weinig meer met de installaties te maken natuurlijk. Maar we moeten die wel zo ontwerpen dat de grootste gebruikers voldoende warmte en warm tapwater beschikbaar hebben. Doordat wij werken met collectieve installaties is dat wel een stukje makkelijker. Omdat er tegenover die grootverbruikers ook altijd mensen staan die bijna nooit thuis zijn en daarom heel weinig beroep doen op de capaciteit van de installatie.”