Concept Regeling gebiedsaanwijzing gasaansluitplicht bekend

Zoals bekend komt de gasaansluitplicht per 1 juli a.s. te vervallen; de facto betekent dat een aansluitverbod. Dit is geregeld in de wet VET. Er zijn uitzonderingen mogelijk. Gemeenten kunnen een gebied aanwijzen waar de netbeheerder toch een aansluiting moet verzorgen. Het was alleen nog niet duidelijk wat deze uitzonderingen precies zijn. De concept ministeriële ‘Regeling gebiedsaanwijzing gasaansluitplicht’, die 29 mei gepubliceerd is, verschaft meer duidelijkheid.

De ministeriële regeling maakt onderscheid tussen tijdelijke en structurele situaties. De uitzonderingen voor tijdelijke situaties hebben betrekking op de periode tussen 1 juli 2018 en 1 januari 2019, en de uitzonderingen voor structurele situaties gelden ook na 1 januari 2019. In alle gevallen moet de gemeente goed kunnen onderbouwen waarom een gasaansluiting toch wordt toegestaan. De tekst is (in concept) beschikbaar. Hierop kan via internet tot en met 11 juni gereageerd worden.

Uitzonderingssituaties
In artikel 1 zijn vier structurele situaties benoemd op grond waarvan een gemeente kan besluiten een aansluiting toch toe te staan. Ten eerste gaat het om de situatie dat er al beleid is om wijken aardgasvrij te maken - bijvoorbeeld voor een alternatieve warmtevoorziening - en aardgasvrije verwarmingsoplossingen nu dat beleid zouden doorkruisen. De tweede reden is technische onmogelijkheid. De derde situatie betreft bouwprojecten die onhaalbaar worden door meerkosten. Tot slot is er nog een open restcategorie geformuleerd, voor overige situaties.

In artikel 2 zijn twee tijdelijke situaties benoemd die zich kunnen voordoen; vertraging en een problematisch beroep op schaarse productiemiddelen. Daarbij moet wel voldoende aannemelijk zijn dat de omgevingsvergunning voor 1 januari 2019 ingediend wordt.

Het is de bedoeling dat de regeling op basis waarvan gemeenten op verzoek van initiatiefnemers een (uitzonderings)besluit kunnen nemen per 1 juli a.s. in werking treedt. De VNG zal haar leden informeren over de bedoeling van deze regeling, zodat zij waar nodig sneller ontwikkelaars tegemoet kunnen komen door ontheffing te verlenen.

Antwoorden op Kamervragen
Hieronder vindt u de antwoorden van minister Ollongren (BZK) op Kamervragen in het kader van de wijziging van het Bouwbesluit 2012 inzake de aansluiting op het distributienet voor gas (Kamerstuknummer 32 757-146).

Vraag 1
De leden van de VVD-fractie signaleren dat er gevallen zijn waarbij de vergunningaanvraag voor 1 juli ingediend wordt maar de uiteindelijke verlening van de vergunning pas na 1 juli plaatsvindt. Zij vragen hoe de minister hier redelijkheid en billijkheid op denkt toe te passen, bijvoorbeeld door het besluit niet van toepassing te laten zijn op woningen waarvoor de vergunning vóór 1 juli 2018 is ingediend.

Antwoord
De voorgenomen wijziging van het Bouwbesluit 2012 heeft geen gevolgen voor aanvragen om een vergunning voor het bouwen die vóór 1 juli 2018 zijn ingediend. De Wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (voortgang energietransitie) heeft gevolgen voor de aansluitplicht van de netbeheerder op vergunningaanvragen voor nieuw te bouwen bouwwerken die na 1 juli 2018 worden ingediend. Deze nog te bouwen bouwwerken kunnen in beginsel niet op een aansluiting op het gastransportnet rekenen. Voor vergunningaanvragen die vóór 1 juli 2018 zijn ingediend zijn er dus in het geheel geen gevolgen, ook als de uiteindelijke vergunning pas na 1 juli wordt verleend. Op zulke aanvragen blijven de huidige regels van toepassing. Dit vloeit voort uit het algemene overgangsrecht van artikel 9.1, zesde lid, van het Bouwbesluit 2012, dat bepaalt dat op een aanvraag om vergunning voor het bouwen, gedaan voor het tijdstip waarop een wijziging van dit besluit in werking treedt, de voorschriften van dit besluit van toepassing blijven, die golden op het tijdstip waarop de aanvraag werd gedaan.

Vraag 2
De leden van de VVD-fractie hebben in de media vernomen dat de minister het besluit nog gaat aanpassen om te voorkomen dat woningbouwprojecten vertragen. Als dat zo is, zien zij graag wat de precieze aanpassing wordt. Als de berichten in de media niet kloppen, is de minister dan alsnog bereid om het Besluit zo aan te passen dat voorkomen kan worden dat woningbouwprojecten vertragen.

Antwoord
Het beeld dat ik vertraging van de woningbouwproductie zoveel mogelijk wil voorkomen, is juist. De minister van Economische Zaken en Klimaat en ik zullen dat echter langs een andere weg doen dan door aanpassing van de voorliggende wijziging van het Bouwbesluit 2012. Zowel de energietransitie als de voortgang van de woningbouwproductie behoren tot de prioriteiten van het kabinet. Waar beide elkaar raken en mogelijk frictie zou kunnen bestaan, moet een zorgvuldige belangenafweging plaatsvinden. Die afweging moet decentraal plaatsvinden. De Gaswet faciliteert dit. Op grond van artikel 10, zevende lid, van de Gaswet, zoals dit per 1 juli 2018 na het gewijzigde amendement Jetten c.s. luidt, kan het college van burgemeester en wethouders gebieden aanwijzen als gebied waar aansluiting van te bouwen bouwwerken op het gastransportnet strikt noodzakelijk is om zwaarwegende redenen van algemeen belang, waaronder begrepen de maatschappelijke kosten en baten. Dat gewijzigde lid bevat de verplichting om daarover bij ministeriële regeling nadere regels te stellen. Het ontwerp van die regeling, die tegelijk met de wijziging van de Gaswet en de voorliggende wijziging van het Bouwbesluit 2012 op 1 juli 2018 in werking moet treden, is op 29 mei 2018 aan Uw Kamer en de Eerste Kamer gezonden.

Vraag 3
De leden van de VVD-fractie merken op dat gemeenten warmteplannen moeten maken zodat bewoners weten waar ze aan toe zijn. Daarbij willen zij niet dat de huizenbezitter opdraait voor de kosten van aardgasaansluitingen, waar we uiteindelijk van af willen en moeten. Wat is de stand van zaken van deze warmteplannen?

Antwoord
Bij de programmastart van het interbestuurlijk programma is afgesproken dat de inzet is dat gemeenten uiterlijk 2021 een planning vaststellen in de gemeenteraad voor de transitie van de gebouwde omgeving naar aardgasvrij (woningen, maatschappelijk- en commercieel vastgoed) gericht op een CO2-arme gebouwde omgeving in 2050. In het Klimaatakkoord wordt op dit moment uitgewerkt welke bevoegdheden en randvoorwaarden hiervoor nodig zijn. De voorwaarden waaronder een bestaande gasaansluiting verplicht kan worden afgesloten moeten zorgvuldig worden vormgeven. De kosten van de beschikbare alternatieven en de kosten voor het afsluiten zullen hierbij worden meegenomen. Het kabinet streeft er uiteindelijk naar om, conform het regeerakkoord, de gasaansluitplicht te vervangen door een recht op warmte.

Vraag 4
De leden van de VVD-fractie hebben vernomen dat het voor 10-20% van projecten, grofweg 2000 huizen, niet meer mogelijk is om over te schakelen op aardgasvrij. Dat kan omdat woningen al verkocht zijn en contracten al getekend, voordat dit Besluit werd genomen. Herkent de minister dit getal?

Antwoord
De precieze gegevens over aantallen al verkochte woningen en getekende contracten heb ik niet. Of het in dergelijke gevallen nog mogelijk is om op aardgasvrij over te schakelen kan ik niet beoordelen. Dat hangt vooral af van de concrete omstandigheden. In het geval dat er voor de inwerkingtreding van dit besluit een vergunning voor het bouwen is aangevraagd, dan geldt op grond van het algemene overgangsrecht van artikel 9.1, zesde lid, van het Bouwbesluit 2012 het oude recht. Als de vergunning nog niet is aangevraagd voor 1 juli 2018 dan kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid dat het college van burgemeester en wethouders een gebied aanwijst als gebied waar aansluiting van te bouwen bouwwerken op het gastransportnet strikt noodzakelijk is om zwaarwegende redenen van algemeen belang.

Vraag 5
Het kan ook zijn dat het elektriciteitsnet lokaal niet sterk genoeg is voor het aan- en terugleveren van elektriciteit en voor warmtepompen. Graag zien de leden van de VVD-fractie een reactie op dit punt, waarin ook wordt ingegaan op een mogelijke uitzonderingsregeling, zoals bijvoorbeeld een overgangstermijn.

Antwoord
De netbeheerders zijn ervoor verantwoordelijk dat het elektriciteitsnet voldoende capaciteit heeft voor de toepassing van warmtepompen. Hoewel de netbeheerders zich daar voor inzetten kan ik niet altijd en volledig uitsluiten dat aanpassing van het elektriciteitsnet extra investeringen van de netbeheerders vergen en dat het tot vertraging leidt van het project als de bouwproductie hierop zou moeten wachten. In een dergelijk geval kan dit betekenen dat er sprake is van een situatie waarbij een gasaansluiting strikt noodzakelijk is vanwege een zwaarwegend algemeen belang. De Gaswet en de onderliggende regeling bieden de mogelijkheid aan het college van burgemeester en wethouders om in dat geval een onderbouwd besluit te nemen en dat een gebied aan te wijzen als gebied waar de aansluitplicht op het gas wel geldt.

Vraag 6
Als een overgangstermijn kan helpen bij het voorkomen van vertraging van woningbouwprojecten, dan zien de leden van de VVD-fractie graag dat de minister dit uitwerkt en naar de Kamer stuurt. Kan de minister zich hiervoor inzetten?

Antwoord
Zie mijn antwoord op vraag 2.

Vraag 7
De leden van de CDA-fractie vragen de minister wanneer zij verwacht de ministeriële regeling van artikel 10, zevende lid, onder a, van de Gaswet aan de Kamer voor te leggen. Deze leden vragen welke nadere regels zij voornemens is te stellen ten aanzien van zwaarwegende redenen van algemeen belang.

Antwoord
Deze regeling is op 29 mei 2018 aan Uw Kamer en de Eerste Kamer gestuurd. In deze regeling zijn enkele situaties uitgewerkt die, mits goed onderbouwd in een concreet besluit, voor een college van burgemeester en wethouders aanleiding kunnen zijn om aardgas toch toe te staan. Een besluit van het college tot aanwijzing van een gebied op grond van artikel 10, zevende lid, onderdeel a, van de Gaswet moet worden ingegeven door de omstandigheden in het concrete geval. De regeling bevat enkele situaties die structureel aanleiding kunnen geven om een gebied aan te wijzen en situaties die tijdelijk, in de periode van 1 juli 2018 tot 1 januari 2019, daartoe aanleiding kunnen geven. Het doel van genoemde tijdelijke mogelijkheden is vertraging in de woningbouwproductie te voorkomen. Naast de in de regeling opgenomen concrete situaties kunnen andere omstandigheden van algemeen belang ook aanleiding zijn om een gebied aan te wijzen.

Vraag 8
Beaamt de minister dat bestaande nieuwbouw plannen in een vergevorderd stadium doorgang moeten kunnen vinden, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Zo ja, hoe kunnen deze projecten zo snel mogelijk zekerheid krijgen?

Antwoord
Zie mijn antwoord op de vragen 2 en 7.

Vraag 9
De vraag rijst bij de leden van de SP-fractie of er sprake kan van een ‘gat’. Namelijk wanneer er geen aansluiting is op het gasnet, maar ook nog geen andere energievoorziening, hoewel deze wel is gepland. De leden van de SP- fractie vragen hoe lang deze ‘planning’ mag duren en waarom daarover geen termijn is opgenomen in het ontwerpbesluit. Dit om te voorkomen dat bewoners (tijdelijk) zonder energie-infrastructuur komen te zitten.

Antwoord
De situatie dat er geen aansluiting op het gasnet is en ook geen andere energievoorziening kan in principe niet optreden. Er is in ieder geval altijd een aansluiting op het elektriciteitsnet mogelijk. Het is dus niet mogelijk dat bewoners zonder energie-infrastructuur komen te zitten.

Vraag 10
Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie waarom deze gebieden alleen aangewezen kunnen worden door burgemeester en wethouders. Welke rol heeft de gemeenteraad en welke rol kunnen bewoners zelf hierbij hebben. Is het bijvoorbeeld voor (nieuwe) bewoners mogelijk om hier zelf een aanvraag voor te doen?

Antwoord
De bevoegdheid om gebieden aan te wijzen waarin aardgas toch is toegestaan is in de Gaswet aan het college van burgemeester en wethouders toegekend. De gemeenteraad heeft hierbij een controlerende rol. Het staat eenieder vrij een verzoek om een dergelijk gebied aan te wijzen te doen. Zie ook mijn antwoord op vraag 7.

Vraag 11
Welk effect op de vraag naar nieuwbouwwoningen en op het gedrag van potentiële kopers verwacht het kabinet te realiseren met het voorliggende ontwerpbesluit, zo vragen de leden van de SP-fractie.

Antwoord
Ik verwacht niet dat de vraag naar nieuwbouwwoningen wordt beïnvloed door de wijziging van de Gaswet en het voorliggende ontwerpbesluit. Ik zie dat de woonconsument in toenemende mate de voorkeur geeft aan aardgasvrije woningen. Veel kopers van nieuwbouwwoningen vragen momenteel naar de mogelijkheid om hun nieuwbouwwoning aardgasvrij op te leveren. Dit geldt ook voor woningen die nog met aardgas opgeleverd mogen worden. De aanpassingen van de Gaswet en het Bouwbesluit zorgen ervoor dat de koper een toekomstbestendige woning krijgt.

Vraag 12
De leden van de SP-fractie willen graag weten welke effecten op de kostprijs van een nieuwbouwwoning worden verwacht. En wanneer deze niet in de kostprijs worden verrekend, welke kosten een koper nog moet maken voor het realiseren van een alternatieve energievoorziening.

Antwoord
Ik verwacht dat de kostprijs van een nieuwbouwwoning beperkt stijgt als gevolg van de wijziging van de Gaswet. Op korte termijn kunnen er ook extra kosten zijn, bijvoorbeeld omdat het oorspronkelijke ontwerp van de woning dat nog uit ging van aardgas aangepast moet worden. Onderzoeksbureau DWA heeft in 2017 in opdracht van Stedin de extra investeringskosten van een aardgasvrij onderzocht. De belangrijkste conclusie van het onderzoek is dat aardgasvrije woningen door de veel lagere energierekening, gerekend over de levensduur van de woning, goedkoper zijn.

Vraag 13
De leden van de D66-fractie vragen om een nadere toelichting en motivering over hoe invulling gegeven zal worden aan de ministeriële regeling onder de Gaswet voor gevallen waarin aansluiting op het gastransportnet om zwaarwegende redenen van algemeen belang noodzakelijk is.

Antwoord
Zie mijn antwoord op vraag 7.

Vraag 14
Hoe zal het voor (toekomstige) bewoners duidelijk zijn of voor een pand of een gebied wel of niet een verplichting geldt om een aansluiting te hebben op het gasnet, zo willen de leden van de SP-fractie graag weten.

Antwoord
Op grond van artikel 10, negende lid, van de Gaswet zal de Autoriteit Consument en Markt (ACM) een register bijhouden van de gebieden waarover een besluit is genomen als bedoeld in het zevende lid, onderdeel a of b, en die krachtens artikel 12b, eerste lid, onderdeel f, van de Gaswet zijn uitgezonderd. Over de opzet van het register vindt overleg plaats tussen het ministerie van Economische Zaken en Klimaat, netbeheerders en ACM.

Vraag 15
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen omdat de tekst suggesties lijkt te wekken dat er met dit besluit meer ruimte voor uitzonderingen gecreëerd zullen worden dan beoogd in het gewijzigd amendement van het lid Jetten c.s. behorende bij de wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (voortgang energietransitie). Zij vragen of de minister middels een motivering kan uitsluiten dat dit het geval is.

Antwoord
Deze leden hoeven zich geen zorgen te maken. De voorliggende wijziging van het Bouwbesluit 2012 is een technische aanpassing van dat besluit aan artikel 10, zevende lid, van de Gaswet zoals dit per 1 juli 2018 na het gewijzigde amendement Jetten c.s. luidt. Door die wijziging sluit het Bouwbesluit 2012 één- op-één op dat gewijzigde artikel 10 van de Gaswet aan. Ook in de ministeriële regeling onder de Gaswet worden niet meer of andere uitzonderingen gecreëerd dan op grond van het gewijzigde amendement Jetten c.s. mogelijk zijn.

Vraag 16
De leden van de D66-fractie vragen om een nadere toelichting en motivering over hoe invulling gegeven zal worden aan de ministeriële regeling onder de Gaswet voor gevallen waarin aansluiting op het gastransportnet om zwaarwegende redenen van algemeen belang noodzakelijk is.

Antwoord
Zie mijn antwoord op de vragen 2 en 7.

Vraag 17
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen nadere toelichting op de zwaarwegende redenen van algemeen belang om nieuwbouw toch op gas aan te sluiten. Op welke manier zet de minister in op zoveel mogelijk gasloze nieuwbouw, ook in lopende projecten? Zij wijzen onder meer op de inzet van de gemeente Utrecht, die met projectontwikkelaars in gesprek gaat over het aardgasvrij maken van woningen in lopende nieuwbouwprojecten en op de ‘inkeerregeling’ van verschillende netbeheerders.

Antwoord
Voor nieuw te bouwen bouwwerken waarvan de vergunningaanvraag na 1 juli 2018 wordt ingediend geldt, als gevolg van een wijziging in de Gaswet, in beginsel geen aansluitplicht voor de netbeheerder. Nieuwe bouwwerken waarvoor die aansluitplicht niet geldt worden niet aangesloten op het gastransportnetwerk. Daarnaast worden aan de sectortafel gebouwde omgeving van het Klimaatakkoord met verschillende partijen afspraken gemaakt om projecten, waarvan de vergunningaanvraag al voor 1 juli 2018 is (of wordt) ingediend, toch zo veel mogelijk op te leveren zonder aardgas. Per brief heb ik alle gemeenten individueel opgeroepen om in overleg met betrokken partijen te bezien wat de mogelijkheden zijn om nieuwbouwlocaties aardgasvrij op te leveren, zonder de bouw van nieuwe woningen te vertragen. De gemeente Utrecht is een goed voorbeeld van een gemeente die invulling geeft aan deze oproep. Voor een nadere toelichting op de zwaarwegende redenen van algemeen belang om nieuwbouw waarvan de vergunningaanvraag op of na 1 juli ingediend wordt toch op gas aan te sluiten, wordt verwezen naar de ministeriële regeling. Zie ook het antwoord op vraag 7.

Vraag 18
Op welke wijze(n) wordt een potentiële koper geïnformeerd over de eventuele meerprijs voor het leveren van een alternatieve energievoorziening vraagt de SP- fractie.

Antwoord
Een potentiële koper heeft nog geen overeenkomst gesloten. De verkoper zal hem voor het sluiten van de overeenkomst informeren over eventuele prijsconsequenties van een andere energievoorziening dan een aansluiting op het gasnet.

Vraag 19
De leden van de SP-fractie vragen wanneer het voorliggende besluit in werking zal treden.

Antwoord
Ik ga uit van inwerkingtreding op 1 juli 2018, gelijk met de Wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (voortgang energietransitie).