De EPV maakt huren en wonen fundamenteel anders

Verslag van de sessie over praktijkervaringen met de EPV tijdens de ZEN Platformbijeenkomst op 12 juni 2018 – door Henk Bouwmeester.

Woningcorporatie Woonwaard heeft verschillende NOM-projecten gerealiseerd. Om de extra energiemaatregelen te kunnen opbrengen, betalen de bewoners hiervoor een maandelijkse energieprestatievergoeding (EPV) aan de corporatie. De EPV is echter lager dan de besparing op de energierekening, zodat de bewoners per saldo niet meer kwijt zijn. Directeur Pierre Sponselee deelt zijn ervaringen: “Het is een nieuwe manier van wonen, een nieuwe manier van betalen en een nieuwe zorgplicht voor de corporatie”.

Woonwaard verhuurt 14.500 woningen in de regio Alkmaar/Heerhugowaard. Daarmee heeft de corporatie een grote ‘ecologische voetafdruk’ in de regio en dus ook een grote verantwoordelijkheid voor verduurzaming. Zij wil zorgen voor duurzame woningen zonder in te leveren op betaalbaarheid, beschikbaarheid en toegankelijkheid. Doel is om voor 2050 CO2-neutraal te zijn. Om dat te realiseren is er een stappenplan gemaakt waarvoor tijd en geld zijn gereserveerd. Sponselee: “Het moeilijkste is misschien nog wel om de eigen organisatie erop te richten.”

NOM-renovatie en nieuwbouw
Om de voorraad CO2-neutraal te maken, is nieuwbouw bij Woonwaard altijd gasloos (all-electric) en meestal NOM. In de bestaande voorraad pakt Woonwaard ieder jaar gemiddeld 200 woningen aan. Dat tempo wordt binnen vijf jaar opgeschroefd naar minimaal 500 NOM-renovaties per jaar. Waar mogelijk worden bij onderhoud voorbereidende stappen gezet (no regret). Als woningen bijvoorbeeld een nieuwe keuken krijgen, kiest Woonwaard voor inductie. Sommige verbeteringen worden op verzoek van de bewoners uitgevoerd. Meestal gaat het dan om PV-panelen.

EPV
Woonwaard maakt gebruik van de energieprestatievergoeding (EPV) om de meerkosten voor NOM terug te verdienen. De EPV is wettelijk vastgelegd en is van toepassing voor sociale huurwoningen die daadwerkelijk Nul-op-de-Meter zijn. Volgens de regeling betaalt de bewoner, naast de huur, een overeengekomen maandelijks bedrag aan de corporatie. In bestaande woningen stijgen de woonlasten per saldo niet. Dat wil zeggen: huur plus energienota vóór renovatie is gelijk aan huur plus energienota plus EPV na renovatie. In nieuwbouwwoningen is er die referentie niet. Sponselee: “Het referentiekader is de traditionele energienota. Daar moet je met de EPV in ieder geval onder blijven zitten.”

Het nieuwe wonen
NOM en EPV betekenen een andere manier van wonen, betalen en verhuren, zegt Sponselee: “Het is revolutionair anders.” In de eerste plaats is er veel communicatie nodig om bewoners uit te leggen hoe hun huis werkt, zegt Sponselee: “Neem als voorbeeld het gebruik van de thermostaat. Het is beter om daar vanaf te blijven. Het is ook slim om zelf opgewekte elektriciteit te gebruiken, zeker als de saldering verandert.” In de tweede plaats verandert de maandelijkse betaling aan de corporatie: “Je moet heel goed uitleggen hoe dat werkt met de EPV. Dat de EPV niet hetzelfde is als de energierekening en dat er zoiets is als een energiebundel. Ga je daar overheen, dan moet je bijbetalen. Je moet het echt heel goed uitleggen.”

De nieuwe zorgplicht
Ook voor de corporatie verandert er veel. De energieprestatie moet voor een lange periode worden gegarandeerd. Dat betekent monitoren, technische problemen snel oplossen en de bewoner tijdig waarschuwen als hij over z’n bundel heengaat. Sponselee: “De driehoeksrelatie tussen bewoner, bouwbedrijf en corporatie verandert. Het vergt andere afspraken en een andere manier van samenwerken. Wat besteed je uit en wat doe je zelf? Met langjarige garanties ben je eigenlijk een soort verzekering aan het opbouwen. Als corporatie moet je dit soort zaken niet onderschatten.”

Download de presentatie van Pierre Sponselee

Lente-akkoord Zeer Energiezuinige Nieuwbouw heeft de themagroep EPV/NOM geïnitieerd. Deze themagroep werkt aan een publicatie waarin wordt toegelicht hoe de EPV werkt en waar corporaties rekening mee moeten houden als ze van dit instrument gebruik willen maken. De publicatie verschijnt naar verwachting in juni 2018.