Handvatten voor BENG


Dit artikel bevat mogelijk verouderde BENG-informatie. Kijk hier voor de actuele berichtgeving over BENG.

BENG-logoVerslag van de tweede bijeenkomst van de themagroep 'BENG-eisen' o.l.v. Claudia Bouwens, Nieuwegein, donderdag 7 april - door René Didde

Op het kantoor van Trebbe in Nieuwegein vindt donderdagmiddag 7 april een inspirerende tweede bijeenkomst van de themagroep 'BENG-eisen' plaats. Twintig deelnemers zien het resultaat van een intrigerende rekenexercitie van twaalf verschillende nieuwbouwprojecten. Bureau Nieman en DGMR rekenden deze door de deelnemers ingediende grondgebonden projecten door op BENG-aspecten. Zoals bekend worden vanaf 1 januari 2021 de vooraf berekende EPC met energieprestatie-eisen voor nieuwbouwwoningen vervangen door drie BENG-eisen. De presentatie draagt ertoe bij dat er 'meer gevoel' ontstaat bij BENG. "Bouwkundigen krijgen het voor het zeggen."

"Je zou de situatie die we nu met BENG meemaken, kunnen vergelijken met die van ruim 20 jaar geleden", zegt Harm Valk van Nieman. Zo rond 1994 – 1995 kreeg de bouwwereld te maken met EPC. "We wisten er helemaal niets van. EPC betekende voor het eerst een integrale afweging', zegt Valk. Nu luiden BENG (en ZEN) een nieuw tijdperk in. We moeten ontwerprichtlijnen maken voor BENG en ZEN-projecten en ontdekken waar de knoppen zitten waaraan we kunnen draaien tijdens het ontwerpproces. We gaan uitvinden welke knoppen veel blijken bij te dragen aan energieneutrale woningen en welke bekende knoppen nu plotseling weinig effect meer hebben", zo begint Valk.

De twaalf onderzochte projecten, deels in ontwikkeling, deels in uitvoering of gerealiseerd, variëren in EPC van – 0,24 tot 0,58. De conclusie is duidelijk. "Ze doen het nog niet op de BENG-schaal. En dat is logisch, want ze zijn niet gefit op BENG", zegt Harm Valk. Alleen project nummer 9 haalt vrolijk fluitend alle drie de BENG-eisen (zie cursieve tekst onderaan). Zeven projecten halen wel BENG-eis 2 en 3.

Nieman en DGMR voerden vervolgens in alle woningen een combinatie van maatregelen door, waarna ze aan BENG voldeden. Voor de tussenwoningen van projectnummer 8, 11 en 12 (die model staan voor de bulk van de Vinex-woningen) maakten de onderzoekers meerdere varianten. 'Let wel', zegt Harm Valk, 'we voerden geen aanpassingen aan het bouwplan uit en lieten oriëntatie, grootte, vorm en de verhouding tussen open en gesloten geveldelen ongewijzigd.'

Invloedsfactoren
Maatregelen die de bouwschil verbeteren, blijken goed te scoren op de BENG-1 eis. Warmteterugwinning bij de ventilatie en tripleglas doen een extra duit in het zakje. Een standaardgasketel HR107 levert uiteraard problemen op bij BENG-eis 3 over hernieuwbare energie; veel PV-panelen bieden uitkomst. Omgekeerd, woningen zonder PV, kunnen fitten op BENG-3 door bijvoorbeeld een warmtepomp. Bij de andere woningtypes (niet-tussenwoningen) moeten extra inspanningen worden verricht. Er is daar immers meer verliesoppervlak en relatief meer glas.

Als eerder geconstateerd is BENG-eis 1 de grootste bottleneck. Nieman en DGMR vonden een zestal 'knoppen' die hard aantikken om aan deze eis te voldoen.
  • De oriëntatie van de woning op de zon draagt 0 tot 5 kWh/m2 bij. Dat is met 20 procent van de eis een grote factor. Een vuistregel is dat een oriëntatie van Noord (voordeur) – Zuid (achtergevel) te prefereren is boven een oost-westrichting. Voor vrijstaande woningen maakt de oriëntatie niet zoveel uit (hoe je woning ook draait, aan alle zijden zit immers glas);
  • De beukmaat en het percentage glas in de woning kan – 3 tot + 3 kWh/m2 bijdragen. Meer glas is als bekend ongunstiger;
  • De isolatie van vloer, gevel en dak kan zomaar tot 10 kWh/m2 (in geval van een passief huis) verschil maken, nota bene, dit is bijna de helft van de eis. Vooral de vloer, gevel en dak R-waarden 7,9 en 10 in plaats van 3 ½, 4 ½ en 6 (Bouwbesluit) scoren goed bij vrijwel alle woningtypen;
  • Glas: de isolatiewaarde van glas van 1,4 (HR++) verbeteren tot 0,8 (triple glas) levert liefst 6 kWh/m2 op. Bij de vrijstaande woning met veel glas is hier zelfs een positief effect van 11 kWh/m2 te bereiken;
  • Zonwering aanbrengen is zeer positief voor BENG-eis 1 en levert verkoeling in de zomer;
  • De zontoetredingsfactor (ZTA) verlagen, levert een wisselend beeld op.

Ook voor BENG-eis 2 en 3 zijn enkele 'vuistregels' op te stellen.
  • Bij verwarmingssystemen (warmte- en tapwater) scoort de gasketel HR 107 het minst, vooral op eis 3 uiteraard. Maar het kan wel, als veel PV-panelen voor elektriciteit zorgen. Biomassa zoals een eigen houtpelletketel of via een warmtenet is van grote invloed en geldt een beetje als een wondermiddel, voorlopig vooral dankzij de genereuze waardering door de overheid (primaire energiefactor 0). Dit wordt minder rooskleurig als deze factor wellicht op 0,5 wordt vastgesteld. Dan komt biomassa in de buurt van de warmtepomp. Het verwarmingssysteem levert weinig spreiding op tussen de vier verschillende woningtypen.
  • Ventilatie: de onderzoekers onderscheiden zeven ventilatiesystemen (mechanische ventilatie, in 3 varianten met of zonder CO2-sensor en tijdsturing, ventilatie met warmteterugwinning in 3 varianten en een decentrale variant Climarad). De WTW-varianten scoren het beste op BENG-eis 1 en 2 voor alle woningtypen. De standaard balansventilatie met WTW (D2b2 en D4b) scoort slecht op BENG-eis 2 als het niet wordt gecombineerd met vraagsturing.

Tenslotte bekeken Nieman en DGMR de projecten op kwalitatieve aspecten. Dat zijn niet direct onderwerpen waar BENG-punten op te scoren zijn, maar ze zijn wel belangrijk voor het comfort van de bewoners, zo houdt Harm Valk het gehoor voor. Wie immers in een supergoed geïsoleerd huis zit, kan in de zomer zomaar naar de Gamma hollen voor een mobiele airco…. Ook de regelbaarheid van de installaties en de invloed van de bewoners hierop, is een kwalitatief aspect, dat onder meer bij ventilatie en de kwaliteit van de binnenlucht speelt. Opvallend is de spreiding van de energiekosten tussen de twaalf onderzochte projecten, van veertien euro per maand voor een houtskelet-seniorenwoning tot 214 euro voor een vrijstaande villa van 500 vierkante meter gebruiksoppervlak.

De meeste discussie ontstaat over het thermisch comfort in de zomer. Dat weegt vooral mee in BENG-eis 1 in de vorm van koudebehoefte. Er zijn voorbeelden bekend van huisartsen die het in een hete zomer onverantwoord vinden om een baby te laten slapen in huis vanwege temperatuuroverschrijding. Spuiventilatie – of beter gezegd zomernachtkoeling door een raam open te zetten en luchtverplaatsing ('schoorsteeneffect') te bevorderen – kan helpen, maar kent weer een keerzijde vanwege het inbraakrisico. Zonwering is effectief, maar hindert weer een ander aspect, namelijk de behoefte aan een vrij uitzicht en toetreding van daglicht. En in de zonweringsmaatregelen bestaan allerlei varianten, zoals luifels/markiezen, of verticale screens. Dit vraagstuk van zomercomfort heeft uiteraard financiële gevolgen en eist aandacht voor voorlichting over het gedrag van bewoners. Een heel smal raampje is veilig en toch effectief voor warme zomernachten. Het begrip 'Frans wonen' doet opgang: op hete zomerdagen gordijnen en luiken dicht en pas in de avond de boel openzetten.

Het idee ontstaat om in een vervolgsessie of deelbijeenkomst een workshop met bewoners hierover te organiseren. Hoe gaan ze nu om met warmte, wat zijn effectieve maatregelen en hoe leren ze die toe te passen? 'Projectoverstijgende' voorlichting lijkt noodzakelijk. Ook de rol van architecten is op dit punt van belang.

Conclusies
BENG-eis 1:
  • Het bouwkundig ontwerp van de woning wordt (weer) belangrijk. Zijn bijzondere woningen mogelijk, of leidt het pakket van standaardeisen tot eenheidsworst?
  • Met name de verhouding vloeroppervlak/verliesoppervlak heeft veel invloed;
  • Vooringenomen standpunten en keuzes beperken de speelruimte. Valk: "Zet de luiken open in je hoofd".

BENG-eis 2:
  • Gas blijft mogelijk, mits wenselijk en beschikbaar ('Groningen');
  • PV geldt als de universele probleemoplosser

BENG-eis 3:
  • Warmtepomp, PV en biomassa leveren een cruciale bijdrage
Vervolg
Harm Valk van Nieman en Ieke Kuijpers van DGMR werken samen met twee medewerkers aan de definitieve versie van het onderzoeksrapport van de twaalf projecten. Daarbij zullen verschillende foutjes in de aangeleverde EPC-input worden weggewerkt. Een majeure ambitie is om bovendien uit te rekenen wat de meerkosten zijn om de twaalf projecten helemaal BENG-proof te maken volgens het voorstel van Nieman/DGMR. Deelnemers worden verzocht om vóór 27 mei hiertoe de meerkosten voor PV, extra maatregelen en opslagen inclusief BTW aan te leveren, zodat er een goed beeld ontstaat van wat de consument meer zou moeten betalen voor een BENG-woning. Deelnemers moeten ook nadenken of zij met hun bedrijfsnaam in het eindrapport willen komen of de voorkeur geven aan een geanonimiseerde vermelding.

Drie BENG-eisen
Voor Bijna EnergieNeutrale Gebouwen, kortweg BENG, gaan straks drie nieuwe energie-indicatoren gelden. Deze indicatoren gaan vanaf 2021 de vooraf berekende EPC met energieprestatie-eisen voor nieuwbouw vervangen.

BENG-indicator 1. De energiebehoefte van een gebouw. Dat is de vraag naar warmte en naar koeling (inclusief zomerkoeling) en ventilatie in de woning. Deze eis gaat uit van een ‘standaard-bewoning’ en ‘standaardgedrag’ en is dus vooral gerelateerd aan de bouwschil en onafhankelijk van bewonersgedrag. Deze eerste indicator is te vergelijken met de eis voor PassiefHuis. Voor 2021 geldt voor woningbouw vermoedelijk de eis van maximaal 25 kWh/m2/jaar (thermische energie).

BENG-indicator 2. Het primaire energieverbruik. Dat is het energieverbruik van alle installaties, inclusief warm tapwater. Ook de energiedrager, bijvoorbeeld steenkool of aardgas komt hierin tot uitdrukking. Wie zelf energie opwekt, zie de derde indicator, mag dit van het primaire energieverbruik aftrekken. Deze indicator is te vergelijken met de EPC nu. Ook hier wordt de eis vermoedelijk maximaal 25 kWh/m2/jaar voor woningbouw.


BENG-indicator 3. Het aandeel hernieuwbare energie. Dat is het percentage hernieuwbare energie, zoals zonnepanelen, zonneboiler, warmtepomp, en onder voorwaarden ook biomassa, of aansluiting op een warmtenet dat wordt gevoed met restwarmte. Per 2021 geldt de eis van minimaal 50 procent voor woningbouw.

De bepalingsmethoden voor BENG worden in de BENG-handreiking tijdelijk afgeleid uit de EPG-berekeningen volgens NEN-7120. In 2019 is een nieuwe bepalingsmethode gereed.