Al uw vragen over mechanische ventilatie beantwoord

brochure-mechanische-ventilatieWat is in mijn project het ideale systeem voor mechanische ventilatie? Waar moet je in het ontwerp op letten? Waarom is één CO2-sensor per woning niet genoeg? Hoe beperk je tocht?

Deze en andere vragen werden in een live-chat beantwoord tijdens het Lente-akkoord webinar ‘Goed en gezond mechanisch ventileren’ van 3 december 2015. Aan dit webinar hebben 227 professionals deelgenomen. De onderstaande vragen zijn beantwoord door de twee sprekers en door een team van moderatoren. Het webinar kunt u hier in zijn geheel terugzien (registratie verplicht).

De Lente-akkoord brochure Mechanische ventilatie in woningen (versie december 2015) kunt u hier downloaden. Ook de onderstaande vragen en antwoorden kunt u downloaden in pdf-formaat.

1. Wat wordt er verstaan onder mechanische ventilatie?
Mechanische ventilatie is een systeem met mechanische afvoer van ventilatielucht en natuurlijke toevoer van verse lucht, doorgaans via ventilatieroosters in de gevel. In de vakwereld wordt mechanische ventilatie aangeduid met type C. Het is daarmee onderscheidend van type A (natuurlijke toe- en afvoer), type B (mechanische toevoer, natuurlijke afvoer) en type D (mechanische toe- en afvoer, ook wel balansventilatie genoemd). In energiezuinige woningbouw zijn alleen type C en D van toepassing.

2. Wat is voor energiezuinige nieuwbouw het ideale C-systeem?
Een goede mechanische ventilatie regelt de ventilatie naar behoefte. Hoe groot de behoefte is, wordt per kamer automatisch bepaald aan de hand van de CO2-concentratie. In keuken en badkamer is de luchtvochtigheid maatgevend. Als het voorspelbaar is hoeveel mensen er in een kamer aanwezig zijn, is tijdsturing mogelijk. Met letters en cijfers wordt uitgedrukt van welk type regeling sprake is. Systemen die worden aangeduid met C4b en C4c regelen de ventilatie altijd naar behoefte. Als zo’n systeem met zorg is ontworpen, aangelegd, ingeregeld en onderhouden, biedt het de bewoners comfort en gezonde lucht tegen minimale energiekosten.

3. Wanneer is een ventilatiesysteem robuust?
Robuust wil zeggen dat een ventilatiesysteem goed werkt, ook als bewoners het niet (optimaal) bedienen. Een robuust systeem biedt ruimte voor individuele acties, zoals naar wens ramen en deuren openzetten. De bewoner kan niets fout doen. Op de achtergrond garandeert het systeem dat de ventilatie in het hele huis goed blijft werken. C-systemen met handmatige bediening van ventilatieroosters en de afvoerventilator (C1 en C2) zijn te zeer afhankelijk van het gedrag van de bewoner en daarom voor toepassing in energiezuinige nieuwbouw niet robuust.

4. Waarom wordt de ventilatie geregeld op basis van CO2 en luchtvochtigheid?
De CO2-concentratie is een goede en veelgebruikte indicator voor luchtkwaliteit. Als de ventilatie op basis daarvan wordt geregeld, worden ook andere vervuilende stoffen afgevoerd zoals radon of formaldehydegas. In de badkamer en de keuken is de relatieve luchtvochtigheid maatgevend (en dus niet de CO2-concentratie). Vochtmeting wordt in de methodiek voor de ventilatieberekening ten onrechte vaak vergeten.

5. Waarom is één CO2-sensor in de woning niet genoeg?
Bij mechanische ventilatie met één CO2-sensor (C4a) wordt de ventilatie geregeld op basis van de CO2-concentratie op één plaats in huis, meestal de woonkamer. Overdag gaat dat meestal wel goed, maar ’s nachts schakelt de ventilatie naar de laagste stand omdat er in de woonkamer niemand is. De ventilatie in de slaapkamers is dan onvoldoende, zo blijkt in de praktijk. Ventilatie met CO2-regeling per kamer (C4b en C4c) kan dat voorkomen. Er zijn ook systemen die één CO2-sensor in de woonkamer combineren met tijdsturing. Overdag regelt de CO2-sensor het systeem en ’s nachts doet de tijdklok dat. Dat is dan onafhankelijk van het gebruik van de slaapkamers.

6. Waarom is tijdsturing minder robuust dan regeling op basis van CO2?
De werking van mechanische ventilatie met tijdsturing (C3-systemen) is sterk afhankelijk van een vast leefritme en een vast patroon waarop het huis wordt gebruikt. In de praktijk is dat allemaal niet zo voorspelbaar. Een slaapkamer wordt als tienerkamer soms langdurig en intensief gebruikt. En in de vakantie blijft de ventilatie maar werken. De CO2-concentratie is een betere graadmeter voor de ventilatiebehoefte. Bovendien kan de ventilatie dan per kamer worden geregeld.

7. Hoe wordt de capaciteit van een ventilatie-installatie berekend?
Het Bouwbesluit schrijft voor dat de installatie per kamer minimaal 7 liter per seconde per m2 vloeroppervlak moet kunnen verversen. Het Bouwbesluit garandeert echter nog geen gezonde lucht. Vooral in een kleine slaapkamer is de norm te laag. Een beter uitgangspunt is 7 liter per seconde per m2 per persoon (oftewel 25 m3 per uur). In een tweepersoonsslaapkamer is dus 14 liter per seconde nodig (oftewel 50 m3 per uur).

De installatie moet die capaciteit bij een gemiddelde stand realiseren. Voor extra ventilatie, bijvoorbeeld bij een feestje, kunnen de bewoners de automatische regeling overrulen. Behalve de capaciteit van de installatie, is het belangrijk dat alle onderdelen van de installatie goed op elkaar zijn afgestemd. Dus ook de capaciteit en de plaats van ventilatieroosters en ventielen. Het wordt aangeraden in alle stappen van het bouwproces de samenhang goed in de gaten te houden.

8. Hoe beperk je tocht?
Als bij ventilatieroosters koude lucht van buiten niet goed wordt gemengd met opstijgende warme lucht, kan tocht ontstaan. De kans op tocht wordt beperkt door vier maatregelen:
• Voldoende ventilatieroosters plaatsen zodat de luchtstroom beperkt blijft.
• Zelfregelende roosters toepassen. Dat zijn roosters met een ingebouwde kunststof klep die zorgt voor een continue luchtstroom, ook al wisselt de winddruk.
• Verse lucht geleidelijk binnenlaten en zoveel mogelijk langs het plafond leiden door ventilatieroosters dicht bij het plafond te plaatsen, een ventilatiekoof te maken en/of roosters toe te passen die de lucht optimaal in de richting van het plafond sturen.
• Eventueel ventilatieroosters met een ingebouwde verwarmingsstrip gebruiken. Deze verwarmen de verse lucht voor zodat de luchtstroom niet meer als tocht wordt ervaren.

9. Hoe beperk je energieverlies?
Een goed ventilatiesysteem voert verse lucht in de juiste hoeveelheid, op het juiste moment en op de juiste plaats aan. Als er nooit meer koude lucht binnenstroomt dan voor een gezond binnenmilieu nodig is, is het energieverlies minimaal. Systemen van het type C4b en C4c kunnen dat. Deze systemen geven dan ook als enige een reductie in de EPC-berekening. Verdere energiebesparing is mogelijk door uit de afgevoerde lucht de warmte eventueel met een warmtepomp terug te winnen en te benutten voor bijvoorbeeld warmwater. Bij balansventilatie (type D) wordt teruggewonnen warmte benut voor verwarming van de toegevoerde verse lucht.

10. Hoe voorkom je geluidhinder?
Het geluid van de ventilator is soms hoorbaar en de luchtstroom door ventielen en ventilatieroosters kan een zachte fluittoon veroorzaken. Het geluid is minimaal als de installatie goed is ontworpen en aangelegd. De ventilator moet aan een wand met voldoende massa zijn bevestigd, liefst in een afsluitbare kast en voorzien van geluiddempers. Ventilatiekanalen moeten zonder beschadigingen, met ruime bochten en met zo weinig mogelijk vertakkingen worden aangelegd. Verder moeten er voldoende roosters en ventielen worden gemonteerd, zodat de luchtstroom zwak is.

11. Waarvoor dienen de deurspleten?
Om verse lucht in de woning te laten circuleren, moeten er open verbindingen zijn tussen aangrenzende ruimten en gebieden. Daarvoor dienen doorvoerroosters in tussendeuren of een spleet van circa 2 centimeter onder of boven de deur. In de vakwereld heet dit een overstroomvoorziening. Bij een spleet onder de deur is het probleem dat bewoners vaak niet snappen waar die voor is. Soms wordt de spleet gebruikt om vloerbedekking netjes onder de deur door te laten lopen. Dat beperkt echter de luchtcirculatie. Bij deuren met een overstroomvoorziening aan de bovenkant vervalt dat probleem. Bij C4c-systemen wordt ventilatielucht in meerdere kamers afgezogen. Dan zijn er minder overstroomvoorzieningen nodig.

12. Is mechanische ventilatie van type C te combineren met vloerverwarming?
Vloerverwarming werkt met een lage temperatuur, net als wandverwarming. Daardoor is er minder luchtcirculatie dan bij convectie- of radiatorverwarming. Dat betekent dat lucht die door ventilatieroosters binnenkomt en relatief koud is, minder snel wordt vermengd met opstijgende warme lucht. Dat vergroot de kans op tocht. Een C-systeem is dus wel te combineren met vloerverwarming, maar bij de keuze en de plaatsing van toevoerroosters moet daar rekening mee worden gehouden. Liever meer roosters met een lage doorlaat dan weinig roosters met een hoge capaciteit.

13. Waarop moet je letten tijdens de bouw?
Maak een goede ventilatieberekening en zie erop toe dat die ook wordt opgevolgd. Zorg dat er een goed ontwerp wordt gemaakt en dat er ruimte genoeg is voor de ventilatiebox, de ventilatiekanalen en de geluiddempers. In de praktijk worden ventilatieroosters vaak gekozen door de architect die vooral let op esthetiek. Soms bepaalt de leverancier van de kozijnen impliciet waar de roosters komen te zitten. Dat klopt dan niet altijd met de ventilatieberekening. In de bouwfase is het belangrijk schoon en zorgvuldig te werken. Voorkom vervuiling en beschadiging van ventilatiekanalen. Regel het systeem in en laat bij oplevering een ventilatieprestatiekeuring doen. Daarbij wordt onder andere gekeken naar geluidproductie en het debiet per kamer.

14. Mogen bewoners de ramen openzetten om extra te ventileren?
Ja. Bewoners mogen altijd een raam openzetten als ze dat willen. Bewoners kunnen er zeker van kunnen zijn dat het systeem goed werkt, ook met de ramen dicht (inbraakpreventie), maar ze willen een raam openzetten als ze dat nodig vinden. Bij systemen van het type C4b en C4c kan dat.

Als de ventilatie slecht is ontworpen, bijvoorbeeld met te weinig afzuigpunten, bestaat het gevaar, dat een open raam in de ene kamer leidt tot een gebrek aan ventilatie in een andere kamer. Als er alleen afzuigpunten zijn in badkamer, keuken en toilet, en de bewoner zet daar een klepraam open, ontstaat er geen luchtcirculatie. Lucht kiest immers de weg van de minste weerstand: het ventilatiesysteem zuigt de lucht af die door het klepraam binnenkomt. In de rest van het huis doet het systeem niets.

15. Mag je ’s morgens de ramen openzetten om de slaapkamer te luchten?
Ja, ook dat mag een bewoner altijd doen. Voorwaarde is uiteraard, dat het ventilatiesysteem goed is ontworpen en aangelegd. In voorlichting is het overigens belangrijk uit te leggen dat er een verschil is tussen luchten en ventileren. Ventileren gebeurt via de roosters en de mechanische afzuiging, 24 uur per dag, meestal met de ramen gesloten. Luchten doe je bijvoorbeeld een kwartier per dag door via een open raam in één keer de hele luchtinhoud van een kamer te verversen.

16. Hoe kan de bewoner het systeem regelen?
Een goed systeem werkt automatisch. De bewoner moet de regeling echter altijd kunnen overrulen. Hij kan ventilatieroosters handmatig open- en dichtzetten. Hij kan ook op een display of met een bedieningsschakelaar de ventilator hoger of lager zetten. Verder moet er een calamiteitenschakelaar zijn waarmee de installatie helemaal uit wordt gezet. Het is belangrijk dat de handmatige regelingen simpel zijn en dat de bewoner feedback krijgt. Hij moet het direct kunnen zien, bijvoorbeeld op een display, als de automatische regeling handmatig is overruled.

17. Hoe maak je het systeem schoon en wie moet dat doen?
Bewoners kunnen de ventilatieroosters van tijd tot tijd met de stofzuiger schoonmaken om stof en dode insecten te verwijderen. Vette aanslag op ventielen en roosters kan met een sopje worden verwijderd. Het is belangrijk dat ventielen duidelijk gemarkeerd zijn, zodat ze niet verwisseld worden (mocht dat de werking van het systeem kunnen beïnvloeden).

Gespecialiseerde bedrijven kunnen afvoerkanalen reinigen. Bij een C-systeem is dat gemiddeld eenmaal per vier jaar nodig. De ventilatorbox moet eenmaal per twee jaar gecontroleerd worden en om de drie jaar gereinigd worden. Het is aan te bevelen het schoonhouden van de systemen standaard te koppelen aan het contract voor onderhoud van de verwarmingsinstallatie.

18. Wat doe je met de afzuigkap?
Uit onderzoek van TNO blijkt dat in luchtdichte woningen de concentratie fijnstof gedurende enkele uren na het koken veel hoger kan zijn dan de buitenconcentratie. Een afzuigkap moet een capaciteit hebben van minimaal 300 m2/uur. Als de capaciteit te laag is worden de kookdampen onvoldoende afgevoerd, blijven geuren lang hangen en hoopt fijnstof zich op. Het afzuigrendement is vaak beperkt. Soms is de invloed op het ventilatiesysteem groot omdat er teveel, relatief schone lucht wordt afgezogen. Wat is in een energiezuinige woning volgens huidige inzichten de beste oplossing?

a) afzuigkap op aparte afvoer
Bij voorkeur wordt de afzuigkap aangesloten met een aparte afvoer naar buiten. Zorg naast een goede afvoer voor voldoende luchttoevoer (en overstroom), bijvoorbeeld via een klepraam. Zeker bij een gesloten keuken is dat een aandachtspunt. Bij warmtepompsystemen wordt soms gewaarschuwd dat de woning hierdoor niet op temperatuur zou komen. De kans hierop is echter vrij klein. Koken gebeurt immers meestal maar een korte tijd per dag.

b) motorloze afzuigkap op het ventilatiesysteem
Een motorloze afzuigkap kan op het ventilatiesysteem worden aangesloten, mits er voldoende afzuigdebiet wordt gerealiseerd. De eis die het Bouwbesluit aan de capaciteit van het ventilatiesysteem in een keuken stelt, is minimaal 75 m3/uur. Dat is veel minder dan de 300 m3/uur die voor een afzuigkap nodig is. Om toch voldoende debiet te realiseren, is een klep mogelijk die de afzuiging van badkamer en toilet tijdelijk beperkt. Ook is er een ruim kanaal of zijn dubbele kanalen naar de keuken nodig. Verder is in de keuken, net als bij een aparte afvoer, extra luchttoevoer en overstroom nodig. Een tweede afzuigventiel in de keuken is geen goede oplossing; deze zou de capaciteit voor de kookafzuiging juist verminderen.

c) recirculatieafzuigkap
Een recirculatieafzuigkap werkt met koolstoffilters. Deze filters moeten regelmatig worden vervangen. In de praktijk vergeten bewoners dat vaak, waardoor de afzuigkap dan onvoldoende functioneert. Bovendien verwijdert een recirculatiekap geen NOx (bij koken op aardgas). Deze oplossing kent dus nogal wat nadelen.

19. Welke afzuigkap is in appartementen toepasbaar?
In appartementen is een afzuigkap met een directe afvoer naar buiten vaak niet mogelijk. Welke oplossing is daar wel aan te bevelen?

a) motorloze afzuigkap op het ventilatiesysteem
Een motorloze afzuigkap kan (net als in grondgebonden woningen) op het ventilatiesysteem worden aangesloten. Om in de keuken voldoende debiet te realiseren, is een klep mogelijk die de afzuiging van badkamer en toilet tijdelijk beperkt. Ook is een ruim kanaal of zijn dubbele kanalen naar de keuken nodig. Verder is extra luchttoevoer of een overstroomvoorziening in de keuken nodig.

b) aparte afvoer via shuntkanaal
Een aparte afvoer is soms mogelijk via een shuntkanaal. Dat is een bouwkundig kanaal waarbij de afvoer per toestel eerst enkele meters naar boven loopt, waarna deze uitmondt in het collectieve hoofdkanaal. Bij renovatie kunnen bestaande shuntkanalen worden gebruikt voor aansluiting van de afzuigkap. De afvoer moet dan worden voorzien van een klep. Bij nieuwbouw is dezelfde oplossing mogelijk, maar dan moet rekening worden gehouden met bouwkundige kosten voor aanleg van het shuntkanaal. Daarnaast is voldoende luchttoevoer van verse lucht of een overstroomvoorziening in de keuken nodig.

c) recirculatieafzuigkap
Toepassing van een recirculatiekap heeft in appartementen dezelfde bezwaren als in een grondgebonden woning.

20. Aan welke eisen moet een afzuigkap zelf voldoen?
Ook de kwaliteit van de afzuigkap zelf bepaalt het uiteindelijke effect. Bewoners kiezen een afzuigkap echter vaak meer op design dan op functionaliteit. Het afzuigrendement is vaak beperkt en/of er wordt teveel schone lucht afgezogen. Er zijn enkele aandachtspunten:

  • Om kookluchtjes en verontreiniging af te zuigen, is een capaciteit van minimaal 300 m3/uur nodig.
  • De kap moet ongeveer even groot zijn als de kookplaat en moet bij voorkeur een randje hebben van ca. 5 cm, zodat de damp eronder blijft.
  • De vetafvangst is voldoende hoog. De vetfilterefficiëntie kan worden afgeleid van het energie-efficiëntielabel van de afzuigkap. De indeling loopt van A tot G. Hoe beter de klasse, hoe meer vet er wordt opgenomen.
  • Bij gebruik van bovenkastjes sluit de afzuigkap hier direct op aan.
  • Inductief koken wordt aanbevolen. Dat voorkomt verbrandingsgassen die het gevolg zijn van koken op aardgas. Bij inductief koken is bovendien minder afzuigdebiet nodig.
21. Is een open haard of een houtkachel mogelijk bij mechanische ventilatie?
Voor een open verbrandingstoestel is een continue luchttoevoer nodig. Een aparte luchtvoorziening voor een open haard is daarom een vereiste.


Sprekers webinar ‘Goed en gezond mechanisch ventileren’ 3 december 2015

Henk Wegkamp (Dantuma-Wegkamp)
Atze Boerstra (BBA Binnenmilieu)

Moderators
Raf Cox (Buva)
Paul Diersen (Eisma Bouwmedia)
Marco Hofman (Isso)
Claudia Bouwens (Lente-akkoord)
Richard Geraerts (Duco)

Tekst
Henk Bouwmeester