Ministerie laat wet EPV evalueren

Dit is een ingekorte versie van een artikel dat eerder verscheen op consultancy.nl

Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties heeft CE Delft ingeschakeld om de Wet Energieprestatievergoeding (EPV) te evalueren. De wet is ingevoerd om het aantal energiezuinige huurwoningen te verhogen. Het doel van het onderzoek is om de doeltreffendheid en efficiëntie van de EPV vast te stellen.

De vergoeding is bedoeld als stimulerende maatregel om het aantal energiezuinige huurhuizen in Nederland te verhogen. Koophuiseigenaren hebben reeds baat bij duurzaamheidsinvesteringen in hun pand: de energierekening daalt, naar loop van tijd is de investering terugverdiend, waarna winst wordt gemaakt op energieverbruik. Daarentegen worden verhuurders niet geprikkeld om hun woningen energiezuinig te maken: vaak is in een huurcontract opgenomen dat huurders voor de energiekosten opdraaien, waardoor een verhuurder met een duurzaamheidsinvestering met name de portemonnee van zijn huurder spekt. Andersom is het voor een huurder onvoordelig om zo’n investering te maken, simpelweg omdat het pand niet zijn of haar eigendom is. De EPV maakt het sinds ruim twee jaar mogelijk om deze patstelling te doorbreken door verhuurder en huurder een wettelijke overeenkomst te laten afsluiten. Wat dat betreft is EPV dus een nieuw onderdeel dat in rekening wordt gebracht naast de huurprijs en servicekosten.

Evaluatie
Nu de wet meer dan twee jaar van kracht is, heeft het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van de EPV, besloten dat het tijd is voor een evaluatie van de doeltreffendheid en efficiëntie van de vergoedingsregeling. Daarom schakelde het ministerie onlangs onderzoeks- en adviesbureau CE Delft in om de EPV onder de loep te nemen: draagt de wetgeving optimaal bij aan het energiezuinig maken van Nederlandse huurwoningen?

Een vaak aangehaald punt van kritiek op de EPV-regeling is dat de energie waarvan gebruik wordt gemaakt moet zijn opgewekt in, op of aan het huurhuis. Daardoor is het dus niet mogelijk om te profiteren van collectieve oplossingen – zoals windmolens of biogasinstallaties – die in bepaalde regio’s ruimschoots voorhanden zijn. Bovendien is zo’n gezamenlijke aanpak op basis van schaalvoordeel meer dan eens goedkoper dan een individuele oplossing.

Daarnaast zullen de onderzoekers van CE Delft zich gaan richten op tal van andere criteria die aan de wetgeving zijn verbonden. Zo moet een huurwoning zeer goed geïsoleerd zijn en gemiddeld genomen net zo veel (duurzame) energie produceren als de woning verbruikt. Een verhuurder is bovendien verplicht om aan te tonen dat de huurwoning voldoet aan de criteria voor een EPV. Dit kan worden vastgesteld door officieel erkende bedrijven, waartoe een verhuurder zich moet wenden. Zo’n bedrijf beoordeelt onder meer de vloer- en dakisolatie en bekijkt het glas dat in de ramen is aangebracht.

Maximale hoogte
Ook zal de maximale hoogte van de EPV naar verwachting worden geëvalueerd. Dit bedrag wordt jaarlijks aangepast op basis van het nationale inflatiecijfer. Aan de hand daarvan kunnen huurder en verhuurder een individueel EPV-contract opstellen. Het is mogelijk om daarin de gevolgen van een stijgende of dalende energieprijs op te nemen. Ook kan gekozen worden voor een vast maandbedrag. De exacte hoogte van de EPV is daarnaast afhankelijk van het type energievoorziening waarover een huurwoning beschikt. Zo kan een huis zijn aangesloten op een warmtenet of gebruik maken van zonnepanelen. Ook kan een huurwoning met aardgasaansluiting in aanmerking komen. De woning moet dan zo zijn aangepast dat deze zeer energiezuinig is en zelf veel energie opwekt.

Aan de hand van deze en andere beoordelingen zal CE Delft kijken in hoeverre de EPV bijdraagt aan de doelstellingen die eraan ten grondslag liggen. Eveneens zal worden nagegaan wat kan worden gedaan om de wet- en regelgeving effectiever te maken. Het is nog niet bekend wanneer de eindrapportage van het onderzoeks- en adviesbureau over de Wet energieprestatievergoeding zal worden gepubliceerd.