- Nieuws
- 28/03/2022
Toekomst van MPG als instrument voor circulaire bouw
Met de Milieuprestatie Gebouwen (MPG) wordt de milieu-impact herleid tot één getalswaarde. Hoe kunnen we de MPG-rekenregels en methodieken aanscherpen?
De MPG wordt door veel partijen gezien als een waardevolle manier om de duurzaamheidsprestatie van gebouwen te kwantificeren. Maar tegelijkertijd valt er het nodige door te ontwikkelen en aan te scherpen. Om een voorbeeld te noemen: hoe krijgen we een ‘level playing field’ voor materialen zodat ook de broodnodige innovatie tot de markt kan doordringen? En zo zijn er meer vragen.
De bepalingsmethode
De MPG becijfert de milieu-impact van alle materialen en installaties die in een gebouw worden toegepast gedurende alle levensfasen. Die wordt uitgedrukt in één getal: de schaduwprijs per vierkante meter bvo per jaar. Hoe lager de MPG, hoe kleiner de milieu-impact. Hoe de MPG-berekening moet worden gemaakt, staat in de Bepalingsmethode Milieuprestaties Bouwwerken, kortweg ‘de bepalingsmethode’. Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning moet een MPG-berekening worden ingeleverd. De toegestane MPG is maximaal 0,8. Het Rijk wil de eis uiterlijk in 2030 aanscherpen tot een grenswaarde van 0,5.
De NMD
In de Bepalingsmethode spelen de kaarten in de Nationale Milieudatabase (NMD) een centrale rol. De NMD bevat kaarten van bouwproducten en materialen waarvan de milieu-impact met behulp van een levenscyclusanalyse is berekend. In de rekentools om de MPG-berekening te maken, moet de informatie van deze kaarten worden gebruikt. Ontwerpers en bouwpartijen kunnen de kaarten ook gebruiken om te kiezen voor bouwproducten met de kleinste milieu-impact.
Negentien impactfactoren
Geurt Donze (W/E Adviseurs) legt uit dat in die NMD-kaarten negentien impactfactoren zijn verdisconteerd. Voorbeelden zijn uitputting van grondstoffen, klimaatverandering, aantasting van de ozonlaag, smogvorming en vermesting. De milieu-impact wordt uitgedrukt in euro’s en weerspiegelen daarmee de maatschappelijke kosten van milieugevolgen. Alle impactfactoren worden teruggerekend naar euro’s per eenheid product, gerekend over de totale levensduur van een gebouw. Als binnen de levensduur van een gebouw een product vier keer wordt vervangen, telt het in de MPG-berekening dus vier keer mee. Een lage(re) MPG realiseer je bijvoorbeeld door producten te kiezen op basis secundaire grondstoffen of hergebruikte producten, kleinere producthoeveelheden en/of dimensies te gebruiken, producten te kiezen die lang meegaan en kunnen worden gerepareerd of te kiezen voor een langere gebouwlevensduur.
Milieu én energie
“Er zitten mooie ingrediënten in de MPG om de milieu-impact van gebouwen te reduceren”, zegt Donze: “maar de MPG bestrijkt niet meer dan 50 procent van de impact. De andere 50 procent is het gevolg van energiegebruik in de gebruiksfase van het gebouw.” Belangrijk daarbij is, dat sommige maatregelen die het energiegebruik verlagen, de milieu-impact als gevolg van materiaalgebruik juist verhogen. Dat geldt bijvoorbeeld voor dikkere isolatie of drie- of viervoudig (in plaats van tweevoudig) glas. Met name PV-panelen tikken zwaar door in de MPG-berekening. Het is de kunst om met een minimale hoeveelheid PV-panelen de vereiste energieprestatie te halen. Donze: “Je moet dus integraal kijken naar milieu én energie. Als je de energie-impact niet meeneemt, mis je iets.”
Groene Menukaart
De huidige MPG-eis van 0,8 is overigens niet streng. Koplopers in de bouw gaan nu al een stuk verder, zo blijkt uit de bijdrage van Peter Kranenborg (Bolton Groep). Hij pakt circulair bouwen structureel aan en niet als een incident. Zijn bedrijf werkt met de ‘Groene Menukaart’, met daarin verschillende opties en pakketten om de milieu-impact van een bouwwerk te beperken. “Daarmee zitten we nu al op een MPG van 0,43 voor een tussenwoning en 0,48 voor een twee-onder-één-kapwoning.” De Bolton Groep bouwt op die manier 300 tot 400 woningen per jaar. Kranenborg pleit er dan ook voor de wettelijke eis versneld terug te brengen.

Op naar 10.000 productkaarten
Het is complex om nieuwe producten en materialen in de NMD op te nemen. Daarvoor is onder andere een levenscyclusanalyse nodig. Opname kost daardoor €2.500 tot soms wel €15.000. Dat is een hoge drempel voor veel innovatieve producten. De NMD loopt daardoor achter. In de database zitten nu circa 3.000 productkaarten. De stichting NMD streeft naar minstens 10.000 producten. Piet van Luijk (nationale Milieudatabase): “Sinds dit jaar is er voor opname van nieuwe producten en materialen in de NMD en de opname van geactualiseerde productkaarten subsidie mogelijk.” Voorwaarden daarvoor staan op www.milieudatabase.nl. Met nieuwe productkaarten is de bepalingsmethode dus altijd uitbreidbaar. Bijvoorbeeld ook met biobased bouwproducten.
Verbeterpunten
De MPG heeft toekomst en helpt om stappen te zetten richting circulaire bouw, concluderen de deelnemers aan deze sessie, ook al zijn er verbeteringen mogelijk. Zo is een wettelijke MPG-eis van 0,8 niet streng genoeg: “Die haal je met twee vingers in de neus” en spoort partijen onvoldoende aan om harder te lopen. Als de eis verder wordt aangescherpt is het wel belangrijk de MPG te koppelen aan energie en om toetreding van producten en materialen in de NMD goedkoper te maken. Ook is het met een scherpere eis belangrijk te kijken naar differentiatie, waarbij bijvoorbeeld voor appartementen een hogere grenswaarde geldt dan voor grondgebonden woningen. Of waarbij er voor kopgevelwoningen een toeslag mogelijk is. Verder wijzen de deelnemers op koppeling met andere (duurzame) thema’s zoals gezondheid en klimaatadaptatie. Donze waarschuwt: “Houd het simpel. Het is taaie kost, verbeteringen zijn mogelijk en ook nodig, maar de ingrediënten zijn goed.” Peter Kranenborg: “Er zijn veel initiatieven, zoals ook het initiatief Het Nieuwe Normaal (zie sessie 5, red). Ik pleit voor één denktank. Zet een stuurgroep boven alle initiatieven.”
Kop-staartaanpak 2.0
Sessiebegeleider Helen Visser (Bouwend Nederland) concludeert dat er veel aanknopingspunten zijn voor een themagroep MPG onder de vlag van Lente-akkoord 2.0. “Het regievraagstuk komt aan de orde. We gaan niet het wiel opnieuw uitvinden, maar wel knelpunten opzoeken en proberen verbeterpunten aan te dragen.” Uiteindelijk gaat het om een verinnerlijking van de prestatiebenadering in het bouwproces. Naar voorbeeld van de Kop-staartaanpak zoals het Lente-akkoord die in 2010 heeft ontwikkeld ‘voor een gezonde kwaliteitsslag in de energiezuinige nieuwbouw’ zou Lente-akkoord 2.0 kunnen werken aan een Kop-staartaanpak 2.0 voor klimaatneutrale circulaire bouw.