• Nieuws
  • 12/07/2022

Het meeste halen uit de MIA\Vamil-regeling

De Milieu-investeringsaftrek en willekeurige afschrijving (MIA\Vamil) biedt bedrijven fiscaal voordeel op de aanschaf van milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen. Ook voor bouwmaterialen of woningen en gebouwen als geheel staat de regeling open. Lente-akkoord 2.0 wil de regeling toegankelijker maken voor marktpartijen die circulair bouwen.

MIA VAMIL

De eisen voor de MIA/Vamil-regeling liggen hoog, maar verhinderen niet dat opdrachtgevers van vastgoed toenemend gebruik van deze subsidie maken. Er valt echter nog veel te winnen. De regeling is nog relatief onbekend. Daarnaast weten veel partijen vaak niet waar te beginnen bij een aanvraag. Maar wie zijn weg weet te vinden binnen de regeling, kan rekenen op een flink financieel voordeel.

De fiscale MIA\Vamil-regeling heeft een heel breed bereik: van duurzame (elektrische) mobiliteit en CO2-afvang (CCU) tot duurzaam, circulair bouwen. De regeling maakt deel uit van een breder pakket aan projecten en subsidies in het kader van de circulaire economie, vertelt Lonneke de Koning van de uitvoeringsorganisatie RVO. Energiemaatregelen vallen er niet onder, omdat daar andere regelingen en subsidies voor bestaan.

De investeringen die in aanmerking komen, staan vermeld op de Milieulijst. Op dit moment gaat het om 340 bedrijfsmiddelcodes. Per bedrijfsmiddel c.q. techniek en per onderneming kan tot een maximum van € 50 miljoen per jaar worden opgevoerd. Dit kan een netto voordeel van 3 tot 14 procent op de investering opleveren.

In 2021 zijn er ruim 19.000 aanvragen behandeld. Dat lijkt veel, maar hiermee werd het beschikbare budget van € 139 miljoen netto belastingvoordeel niet eens volledig benut. En dan is er voor 2022 nog eens € 30 miljoen extra subsidie beschikbaar.

Gelukkig lijkt er groei te zitten in het aantal aanvragen. In 2021 verdubbelde het aantal aanvragen ten opzichte van het jaar ervoor. Hoe kan het Lente-akkoord 2.0 helpen om de fiscale regeling verder onder de aandacht te brengen van marktpartijen? En kan het programma helpen om de aanvraagprocedure rond de regeling eenvoudiger en minder tijdrovend te maken?

Hoge eisen

De MIA\Vamil-regeling stelt hoge eisen aan aanvragen voor een circulaire woning of gevel (codes G 6102 en G 6105). “Deze codes behoren tot de moeilijkste die we hebben”, aldus De Koning. De MPG moet lager zijn dan 0,5 € per m2 BVO per jaar (voor industriefunctie 0,3 € /m2/jaar). Er hoort een onderbouwing bij van de bijdrage aan de circulaire materiaalketens. Ook een materialenpaspoort (of vergelijkbare dataset) is vereist. 50% van de toegepaste materialen (in volume) moet hernieuwbaar zijn of er dient te worden gebouwd met minstens 5 bouwmaterialen waarvan een categorie 1-productkaart is opgenomen in de NMD (Nationale Milieu Database). Deze materialen bevatten minimaal 50% secundaire grondstoffen (of zijn voor 20% her te gebruiken na einde levensduur). Voor circulaire woningen dient circulariteit aangetoond te worden met een ontwerpassessment van een GPR- of BREEAM-assessor. Ook vereist is een opleverassessment. Voor beide gelden indientermijnen. Tot slot moet bedacht worden dat de aanvrager/ontvanger eigenaar blijft van het vastgoed, omdat bij verkoop sprake is van een desinvestering die tot restitutie van het belastingvoordeel noopt. Dat betekent dat woningcorporaties en commerciële verhuurders de voornaamste doelgroep vormen.

In 2021 zijn er ruim 19.000 MIA-Vamil-aanvragen behandeld, Hiermee werd het beschikbare budget van € 139 miljoen netto belastingvoordeel niet volledig benut. En voor dit jaar is er nog meer budget beschikbaar: € 169 miljoen. Dat staat voor ongeveer € 3 miljard aan investeringen.

Vanaf dit jaar is MIA\Vamil voortaan beperkt tot meerkosten (ten opzichte van gangbare oplossingen). Wat het segment gebouwde omgeving betreft gaat het dan om meerkosten op de totale woning of het gebouw, niet om de 5 materialen. De Europese AGVV-regels inzake staatssteun beperken de hoogte van het fiscale voordeel tot 40, 50 of 60 procent van de meerkosten (voor respectievelijk groot-, midden- en kleinbedrijf). De door RVO uitgebrachte Handreiking Circulaire Gebouwen Milieulijst bevat een aantal handige rekenvoorbeelden.

De mening wordt breed gedeeld dat de NMD tekortschiet wat betreft het aantal geregistreerde materialen. Het zou goed zijn via beschikbare kanalen druk uit te oefenen om meer tempo te maken.

Ervaringen met de regeling

Jurn de Winter en Mark Kuijpers van woningcorporatie Portaal schetsen hoe zij gebruik hebben gemaakt van de MIA\Vamil-regeling. Zij stelden vast dat woningnieuwbouw gemiddeld een MPG van 0,75 haalt. Met het nieuwbouwprogramma van Portaal tot 2030 zou 1 miljard kg materiaal gemoeid zijn. Mede vanwege de oplopende prijzen is gezocht naar circulaire oplossingen en is grofweg berekend dat hierbij een aandeel van 20 tot 40 procent haalbaar is. Voor sloop-nieuwbouwproject Moerbessenberg (60 sociale-huurwoningen) heeft Portaal aan het criterium van 5 bouwmaterialen met een categorie 1-productkaart weten te voldoen. Voor een deel met bulkmaterialen als circulair beton en kalkzandsteen en verder met kozijnen van secundair kunststof, biobased keukens, voorzetwanden en isolatiematerialen van secundaire grondstoffen. De Winter erkent dat houten kozijnen om andere duurzaamheidsredenen eigenlijk de voorkeur hadden verdiend. Op sommige vlakken zitten de duurzaamheids- en circulariteitscriteria elkaar dwars.

Het hele ontwikkeltraject en het ontwerp is dus mede gericht geweest op het veiligstellen van de MIA\Vamil-subsidie. Dit heeft, vertelt Kuijpers, niet alleen kennis en kunde over de procedures, wet- en regelgeving opgeleverd, ook inhoudelijk over circulariteit en materiaalgebruik. Dit kan de corporatie in het vervolg benutten. Kuijpers adviseert om de deadlines (melden binnen 3 maanden) goed te managen. Verder stelt hij dat je je niet moeten laten weerhouden door de beperktheid van de NMD-lijst. Een intentieovereenkomst dat een product op de lijst komt kan ook al voldoende onderbouwing geven.

Clash

De ervaringen van Trebbe Bouw met de MIA\Vamil-regeling zijn minder florissant, vertelt Nico Blaauw, teamleider techniek en duurzaamheid bij het bouwbedrijf. Samen met TNO ontwikkelde Trebbe een circulair kozijn (diepere negge, smallere dimensies dus materiaalbesparing, hergebruik van hout, speciale, lichtkleurige verf die 12 jaar bescherming biedt), maar de kans op subsidie is nul vanwege het afwijkende ontwerp en de toegepaste laklaag. De criteria zijn te zeer gestoeld op regeltjes en te weinig op daadwerkelijke milieuwinst. PV-panelen en dubbel glas zijn super duurzaam maar tellen evenmin mee. “Je ziet een clash ontstaan tussen BENG en MPG.”

Voordeel industriële aanpak

Finch Buildings heeft weer betere ervaringen. Het architectenbureau is gespecialiseerd in houten gebouwen en ontwerpt deze op basis van vaste modules. “Wij kunnen onze bouwsystemen in meerdere projecten gebruiken. Heb je daarvoor de eerste keer subsidie gekregen dan is de kans groot dat je dat de tweede en derde keer enzovoorts ook lukt. Dat is het voordeel van industriële woningbouw”, vertelt projectmanager Thomas Geenen. Houtbouw is momenteel nog duurder dan betonbouw. De MIA\Vamil-subsidie maakt de businesscase dan iets ronder. Voor een woningbouwproject van 62 koop- en huurwoningen op de zogenoemde Kohnstammlocatie in Monnickendam kwamen 20 sociale-huurwoningen in aanmerking voor de subsidie.

In de discussie wordt gewezen op het gevaar dat ontwikkelaars en opdrachtgevers gaan zoeken naar toepasbare materialen op de NMD-lijst louter omwille van de subsidie. Dit kan leiden tot onzinnige toevoegingen, aldus Blaauw. Hij noemt het een goede zaak dat de MIA\Vamil-regeling alleen nog van toepassing is op de meerprijs. “Dat maakt de regeling eerlijker en voorkomt dat traditionele gebouwen nog worden beloond.”

De Koning wijst erop dat de eisen zeker niet onoverkomelijk zijn. “Als meer dan 50% van het bouwvolume hout is, dan heb je de norm al gehaald. Met de NMD-lijst heb je dan niets meer te maken.”

Dat de NMD tempo maakt met het opnemen van meer productkaarten staat bovenaan het wensenlijstje. De RVO gaat hier bij BZK op aandringen. Voorstellen zijn welkom en kunnen worden ingediend op de RVO-website.