• Nieuws
  • 03/07/2024

Meer comfort zonder verwarmingssysteem? Het kan.

Het verwarmingssysteem ‘kan het raam uit’ als je ontwerpt volgens passiefhuisprincipes. Je kunt dan verwarmen met ventilatielucht. Deze methode lijkt dé oplossing voor installatie-armer ontwerpen. Andere oplossingen stuiten op allerlei bezwaren.

WEB HEIJBLOM FOTOGRAFIE 240619 14 07 0925
WEB HEIJBLOM FOTOGRAFIE 240619 14 08 8019

“Installaties zijn nodig. Maar als je eerder nadenkt in het ontwerpproces, kan het soms wel anders. Je kunt bijvoorbeeld zorgen voor minder koelbehoefte, in plaats van dat bewoners allemaal airco’s op gaan hangen”, zo stelde Theo Haytink van Nieman Raadgevende Ingenieurs op het Lente-akkoord Congres 2024.

Haytink heeft zitting in de themagroep Installatie-armer bouwen. Die themagroep is opgericht omdat installaties met name voor kleinere woningen en studio’s vaak te groot zijn, zowel in capaciteit als in ruimtebeslag als in aandeel in de MPG. “Maar tegenover de wens van installatie-armer bouwen staan steeds hogere eisen, zoals bijvoorbeeld zonering.”

Regelgeving

Qua regelgeving is het dan ook vaak lastig om minder installaties toe te passen, gaf Haytink aan. Je zou kunnen overwegen om op de verdieping van een woning geen verwarming aan te leggen. Maar wat als er nieuwe bewoners komen die de ruimtes anders willen gebruiken? En als er geen verwarmingssysteem is, moet je voor BENG rekenen met een elektrische verwarming met COP = 1. Dat is zeer ongunstig. Daarbij eisen ook organisaties als Woningborg dat er een minimale temperatuur gehaald wordt.

Ook bij appartementen speelt dat probleem. Die zou je elektrisch kunnen verwarmen met enkele Infrarood-panelen en een elektrische boiler voor warm tapwater. Maar dat lukt niet met de BENG-eisen en geeft problemen met de vereiste aansluitwaarde voor het elektriciteitsnet. Wat wel kan: een passief ontwerp van een appartementencomplex, met een kleine collectieve warmtepomp en een zoutboiler. Dat is ook nog eens gunstig voor het reduceren van de piekbelasting op het elektriciteitsnet.

WEB HEIJBLOM FOTOGRAFIE 240619 14 05 0906
WEB HEIJBLOM FOTOGRAFIE 240619 14 49 1094

Andere manier van denken

Haytink zag kansen: “Maar dat vereist wel een andere manier van denken voor alle partijen in de bouw. Ontwerpers zouden moeten focussen op een lagere behoefte aan zowel verwarmen als koelen. De regelgeving zou optimaal moeten worden afgestemd op een installatie-armer concept. Bouwers en installateurs moeten werken aan een verdere integrale aanpak, terwijl leveranciers meer aandacht moeten krijgen voor kleinere vermogens, voor losmaakbaarheid en milieuaspecten. Daarbij zouden opdrachtgevers mogelijkheden moeten creëren voor een installatie-armer concept.”

Dat anders bouwen nodig is, toonde Jan Geerts van Seven – Futureproof Buildings aan in zijn bijdrage. Hij betoogde dat in de bouw door de BENG een veel te groot belang wordt gehecht aan installaties. Dat komt volgens hem onder meer door wat hij noemde ‘missers in de BENG’, zoals het uitgaan van een gebouw in het vrije veld, het samen nemen van zomer en winter en de forfaitaire waardes voor ventilatie.

Parameters voor comfort

Geerts nam in plaats daarvan de comfortbeleving als uitgangspunt. “Ik werd aan het denken gezet toen ik thuis werkte en het koud kreeg achter een pui die voldeed aan het Bouwbesluit. Het Bouwbesluit stelt ook slechts één comforteis.”

“Comfort wordt bepaald door luchttemperatuur, stralingstemperatuur, luchtsnelheid en luchtvochtigheid. Ook kleding en metabolisme spelen een rol maar daar heeft de bouw geen invloed op. De vier parameters waar we wel invloed op hebben, bepalen gezamenlijk hoe we het comfort ervaren. Als er één slechter scoort, kun je dat compenseren door een andere te verhogen. Opvallend is dat we met installaties alleen de luchttemperatuur kunnen beïnvloeden, terwijl we met de bouwkundige schil alle vier kunnen beïnvloeden.”

Rekenen aan een toren

Aan de hand van een in Parijs gebouwde toren, liet Geerts zien wat de schil hierin kan betekenen. “Als we die toren in Nederland zouden bouwen volgens Bouwbesluit komt het verbruik uit op 29 kWh/m2/jaar. Als we dan de stralingstemperatuur van het glas invoeren in de PHPP (passiefhuis) berekening, dan blijkt dat bijna alle glasvlakken een rood blokje krijgen een kritisch zijn qua comfort, gerekend bij een buitentemperatuur van 0 ˚C. Ga je dit verbeteren door het stelkozijn weg te laten en thermisch gemodificeerd houten kozijnen toe te passen met drievoudig glas met kunststof afstandhouders, dan reduceer je de warmtevraag met 46% naar 16 kWh/m2/jaar.”

Raam of visitekaartje

Met luchtsnelheid deed Geerts een zelfde ingreep. “Als je standaard bouwt en alle lekken bij elkaar optelt, is dat gelijk aan een raam dat open staat. Bouw je op passiefhuisniveau, met een qv;10 van circa 0,15, dan is dat maar de grootte van een visitekaartje.” Daarmee komt de energiereductie uit op 53%.

Bijkomend resultaat: je kunt met lagere debieten meer CO2 afzuigen. Dat heeft als voordeel dat er meer warmte binnen blijft én dat de luchtvochtigheid niet te laag wordt. “Ideaal is om dat te combineren met vochtbufferende materialen zoals leemstuc.” Het levert samen een reductie van de energievraag op van 61%.

“Daarmee hebben we een totale besparing van 33.000 kWh per jaar, terwijl de pieklast op de koudste dag is gedaald naar 20 naar 10 Watt/m2. Dat laatste cijfer is belangrijk want met die warmtevraag kun je je ventilatiesysteem gebruiken om je gebouw op temperatuur te houden. Dan heb je geen watergedragen verwarmingssysteem meer nodig. Dat kan het raam uit!”

Zomersituatie

“Die goede schil is ook gunstig voor het binnenhouden van de koelte in de zomer. Je moet dan wel kijken naar de zoninstraling. In de winter is die gewenst, in de zomer juist niet. Uit een berekening blijkt dat zonwering daar de grootste invloed op heeft.”

“Technisch is het eenvoudig. Maar het vereist een andere mindset om installatie-arm te bouwen en comfort belangrijk te maken”, besloot Geerts zijn bijdrage.

Eelco Dekker van Jade Architecten liet vervolgens zien dat de benadering van Jan Geerts in de praktijk daadwerkelijk mogelijk is. Dekker is ontwerper, opdrachtgever en gebruiker van een recent opgeleverd pand in Rotterdam-noord, met een kantoor op de begane grond en twee woningen daarboven. Dekker wilde niet alleen energiezuinig bouwen, maar ook gezond en comfortabel. Hij koos voor biobased, met CLT en houtvezelisolatie. “Kierdichting is bij CLT heel gemakkelijk. Je hoeft alleen de naden af te tapen van de delen die grenzen aan de buitenlucht. Met houtvezelisolatie hebben we daarbij gekozen voor een dampopen systeem. Koudebruggen hebben we voorkomen door de buitenbekleding aan te brengen op driehoekige kunststof afstandhouders. We hebben een gunstige zonoriëntatie en een compacte gebouwvorm en hoogwaardige ramen en deuren. De gevelopeningen hebben we geoptimaliseerd in grootte en diepte van negges zodat we geen zonwering nodig hebben.”

Extra unit aan WTW

De ventilatie is uitgevoerd met warmteterugwinning. “Zo konden we inderdaad het hele verwarmingssysteem weglaten. Het was voldoende om een extra unit aan de WTW te koppelen om de lucht iets op te warmten of te koelen. Waarbij we geïsoleerde leidingen toegepast hebben om de energieverliezen boven de plafonds te minimaliseren.”

Aan de stappen om de schil te verbeteren hing uiteraard een prijskaartje. Circa de helft daarvan ging zitten in de hoogwaardige kozijnen. Daarentegen kon het verwarmingssysteem volledig worden weggelaten. Met meerkosten van advisering en certificering kwamen de meerkosten uit op slechts 15.000 euro, ofwel 28 euro per m2 bvo. En dat is volgens Dekker in 3,5 jaar terugverdiend door besparing op de energiekosten, maar ook op de netaansluiting die terug kon van 3x35 naar 3x25 ampère. Waarmee Dekker overtuigend aantoonde dat installatie-arm bouwen in alle opzichten haalbaar en betaalbaar is en wat hem betreft zelfs de voorkeur verdient.