• Nieuws
  • 11/05/2023

MIA/Vamilregeling geeft circulair bouwen een steuntje in de rug

Dit jaar is het budget van de MIA/Vamilregeling ruim 210 miljoen euro. Een flink bedrag om circulair bouwen financieel een zetje in de rug te geven. Reden voor het Lenteakkoord 2.0 om een webinar over deze regeling te houden. Lonneke de Koning-de Rijk, adviseur Duurzaam bouwen en Circulaire Economie bij RVO, leidde de deelnemers door de regeling. Twee marktpartijen deelden hun ervaringen met de regelingen.

De komende zeven jaar zijn, als het gaat om de transitie, behoorlijk belangrijk om bepaalde doelen te halen. Financiële regelingen zoals onder andere de Stimulering Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++), de Energie-investeringsaftrek (Eia) en Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+) moeten die transitie een steuntje in de rug geven. Zo ook dus de MIA- en Vamil-regeling waar deze webinar specifiek op inzoomt. “Doe nu vooral met behulp van deze regelingen ervaringen op met circulair bouwen. Want op het moment dat circulair bouwen straks verplicht is, mogen we de projecten niet meer financieel ondersteunen”, benadrukt Lonneke.

Sinds 2019 staat circulaire utiliteitsbouw op de MIA-lijst. Daar is in 2020 circulaire woningbouw bijgekomen. Als het gaat om circulaire utiliteitsbouw zijn er voor 120 projecten aanvragen gedaan. Bij woningbouw ligt dat aantal tot nog toe op zo’n 75 aanvragen. Het leverde de aanvragers een gemiddeld netto-voordeel van ongeveer 11 procent op. “Dus best de moeite waard”, merkt Lonneke op. Ze benadrukt dat het in het algemeen een hele brede landelijke regeling is. “We stimuleren er milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen mee. Zoals aangegeven mogen die nog niet wettelijk verplicht en nog niet gangbaar zijn en er moeten ook altijd meerkosten aanzitten.”

Rekensom

Later in haar presentatie laat ze de rekensom zien van een project dat vier miljoen euro gaat kosten. Dit project realiseren op de traditionele manier volgens Bouwbesluit zou drie miljoen euro kosten. “Dat betekent dat op dit project de meerkosten één miljoen euro bedragen. Veertig procent van deze kosten, dus 400.000 euro, kan via de MIA worden verkregen.” Die bijdrage van veertig procent komt overigens niet uit de lucht vallen. “Dat heeft te maken,” zo legt Lonneke uit, “met de Europese regels die een maximale staatssteun van veertig procent voorschrijven. Dat geldt overigens voor grote bedrijven. Bij kleinere bedrijven ligt dat iets hoger.”

Een belangrijke voorwaarde van de MIA om voor een financiële bijdrage in aanmerking te komen, is dat aanvragers de opgedane kennis in de circulaire bouwprojecten delen. “De projecten moeten worden aangemeld op het podium duurzame gebouwen. Juist omdat circulair bouwen nog niet is uitgekristalliseerd is het leren van elkaars projecten erg belangrijk.”

Huursector

Een ander niet onbelangrijk aspect is dat de regeling zich alleen op de huursector richt. Het levert Lonneke direct de eerste vraag van een van de deelnemers op. Ze is vertegenwoordiger van een woningcorporatie die woningen met een koopgarant regeling verkoopt. “Maar deze woningen blijven wel op de balans staan. Vallen die wel of niet onder de regeling?” Lonneke twijfelt. “Ik heb hier nog niet eerder over gehoord. Als de woningen op de balans blijven staan is het misschien wel mogelijk. Maar als blijkt dat dit maar voor zo’n 15 tot 20 procent geldt, dan weet ik het uit mijn hoofd niet. Wellicht dat de belastingdienst het wel weet. En anders gaan wij nog wel met elkaar bellen.”

Iemand van een wooncoöperatie die in Amsterdam bezig is met circulair bouwen heeft op haar beurt het probleem dat het een vereniging is. “Dus we zitten niet met die vennootschapsbelasting. De gemeente Amsterdam gaf aan dat we ervoor in aanmerking komen maar onze financieel adviseur zegt van niet?” Met andere woorden, of Lonneke uitsluitsel kan geven. “Het is een landelijke regeling gericht op ondernemers. Soms zijn er mogelijkheden dat een bedrijf de woningen in eigendom houdt. Laten we na deze webinar even met elkaar contact hebben.”

Het is dan ook deze zin die ze tijdens deze webinar vaker uitspreekt. Het heeft volgens Lonneke ook alles te maken met de uitgebreidheid van de regeling. In vogelvlucht neemt zij de webinar-deelnemers mee door de verschillende onderdelen, variërend van materialen tot aan gebouwinrichting en van terreininrichting tot groene investeringen. Kijk voor meer informatie over de regeling hier.

MIA VAMIL

De praktijk

Vervolgens krijgt Hans Peter Ringwalda het woord. Hij is innovatiemanager bij Trebbe en in 2022 met de MIA/Vamil begonnen. Dat was gericht op een project in Arnhem dat bestaat uit grondgebonden woningen. “Een beton casco met prefab gevel of een gemetselde gevel en appartementen. Daarnaast hebben we materialen toegepast om de circulariteit te versterken,” licht hij het project toe. “De eisen voor materiaalgebruik waren eigenlijk het meest uitdagende voor ons. Die hebben te maken met het feit dat vijftig procent uit hernieuwbare grondstoffen moet bestaan. Maar ook de eis van hergebruik van bouwproducten is lastig. De producten die uit een donorgebouw komen moeten één op één worden hergebruikt.”

Zijn conclusie is dat de subsidieregeling vooral haalbaar is in combinatie met houtbouw. “Het is moeilijker voor elkaar te krijgen met betonbouw waar wij voornamelijk inzitten. We moeten het dus zoeken in producten als circulair beton, circulaire kozijnen en biobased isolatie.” Op de vraag of Hans Peter uiteindelijk een aanvraag heeft ingediend zegt hij: “Nee, het ging het toch niet worden.” Overigens heeft het er wel toe geleid dat Trebbe zich buigt over combinaties van beton en hout en meer demontabel-remontabel bouwen. “Die kant gaat het wel op.”

Nieuwe regelgeving

Tot slot gaat Mark Kuijpers, subsidiecoördinator bij woningcorporatie Portaal in op de drie subsidieaanvragen die hij heeft gedaan. “Op het gebied van circulariteit zien we al veel op ons afkomen. Voor ons is nieuwe regelgeving leidend dus daar willen we onze organisatie ook voor klaar maken.” Voor een drietal pilots is via de MIA/Vamil-regeling een bijdrage aangevraagd. Zijn conclusie is dat het relatief veel tijd kost. Dat komt vooral omdat er veel berekeningen en certificaten moeten worden aangeleverd. “Vervolgens kregen we van RVO de vraag om meer informatie aan te leveren. Dat ging redelijk snel en vervolgens ga je met RVO sparren over de inhoud van de projecten. Je deelt ook de resultaten. Dankzij de regeling ontwikkel je ook veel kennis over circulariteit die je weer in volgende projecten kunt meenemen. We zoeken steeds naar de meest kosteneffectieve en schaalbare manier om circulair te bouwen.”

Creatiever

Een belangrijk aandachtspunt noemt hij het feit dat de belastingdienst eist dat 25 procent van de betaling binnen een jaar na opdracht gerealiseerd moet zijn. “En bij woningbouwprojecten is dat wel eens niet het geval. Alles staat momenteel in de sector onder druk. Dat geldt ook voor circulariteit dus we moeten daar wat creatiever mee om gaan.”

Na afloop van de presentaties zoomde de discussie in op een opmerking van Mark over het ontbreken van goede informatie van leveranciers over hun circulaire producten. “De materialen (Milieu- en Energielijst) van de MIA/Vamil zou voor leveranciers wellicht ook aanknopingspunten kunnen bieden voor het ontwikkelen van nieuwe producten,” opperde Sander Woertman van het Lenteakkoord 2.0. “Dat is wat wij ook aan het doen zijn,” aldus een toeleverancier die de webinar volgde. “Maar ik heb ook wel voldoende aan meer kennisdelen en pilotprojecten waar wij dan onze producten in kwijt kunnen.”

De webinar terugzien? Klik dan hier.