• Nieuws
  • 16/12/2024

Toekomst voor fabrieksmatige woningbouw: 50% fabrieksmatige woningbouw in 2030 moet kunnen

Snel, betaalbaar, met minder handen en kwalitatief hoogwaardig. Dat is de niet geringe belofte van fabrieksmatige woningbouw. Een woningfabriek oprichten en draaiende houden is echter geen sinecure. Welke goede voorbeelden zijn er al en wat is nodig om deze manier van bouwen op te schalen? Tom Jongen en Eva Vergauwen (BAM), Lajos Walbeek (Netwerk Conceptueel Bouwen) en John van der Doelen (Barli) delen hun inzichten.

WEB HEIJBLOM FOTOGRAFIE 241204 18 10

4 december Lente-akkoord Platformbijeenkomst, Naturalis Leiden, deelsessie 5

Flow

‘Flow’ heet het modulaire woningconcept van BAM. De woningen worden geproduceerd in een eigen fabriek. Gestandaardiseerd maar tegelijk met een ongekende ontwerpvrijheid. Eva Vergauwen (BAM) laat zien hoe iedere woning tot op de laatste schroef zorgvuldig en digitaal wordt uitgetekend of gemodelleerd. Het proces gaat uit van een parametrisch model. Met behulp van een menukaart bepaalt de opdrachtgever aan welke (prestatie)eisen de woning moet voldoen. Vervolgens wordt met één druk op de knop de hele woning uitgetekend. Met nog een druk op de knop wordt de geautomatiseerde productie in gang gezet. Vier modules, 35 elementen en honderden combinaties bieden maximale ontwerpvrijheid. Het resultaat: bouwtijd drie maanden, MPG 0,4 en meer dan 80% losmaakbaar.

Barli

Al wat langer bestaat de woningfabriek van Barli in Uden. John van der Doelen laat zien hoe hier kleine woningen (van 25 tot 80 à 90 m2) zowel grondgebonden als gestapeld tot zes lagen van de band rollen: op dit moment zo’n 1.000 per jaar. De woningen worden ontworpen vanuit drie concepten en binnen die concepten zijn alle plattegronden, vormen, maten en gevelafwerkingen mogelijk, zegt hij. De woningen bestaan meestal uit twee tot vier 3D-modules. Deze worden in de fabriek volledig afgewerkt, compleet met dak- en gevelafwerking, installaties en sanitair. Vervolgens worden de modules naar de locatie vervoerd en ter plaatse onderling gekoppeld tot complete woningen.

Legio voordelen

Het zijn twee van de inmiddels meerdere woningfabrieken die Nederland inmiddels telt. De ene fabriek is de andere niet, maar de voordelen van fabrieksmatig bouwen zijn legio: het gaat sneller, er zijn minder transportbewegingen en er is minder overlast voor de omgeving. Fabrieksmatig bouwen werkt nauwkeuriger, zo niet foutloos, met minder mensen en onder betere arbeidsomstandigheden. Grondstoffen worden zuiniger gebruikt en reststromen worden optimaal beheerst. Bovendien zijn woningen uit de fabriek grotendeels van hout (want licht en vervoerbaar) en dat zorgt voor een kleinere CO2-footprint. Maar het realiseren van een woningfabriek is kostbaar en gecompliceerd.

WEB HEIJBLOM FOTOGRAFIE 241204 17 20 0152
WEB HEIJBLOM FOTOGRAFIE 241204 17 18 0132
WEB HEIJBLOM FOTOGRAFIE 241204 17 15 0114

Conceptueel bouwen

Fabrieksmatig bouwen is noodzakelijk ook conceptueel bouwen, maar andersom is niet waar, laat Lajos Walbeek (NCB) zien. Hij legt uit dat een woningconcept een “project-overstijgende, integrale, innovatieve, opschaalbare, flexibele en herhaalbare oplossing” is. In principe kan een woningconcept ook traditioneel op de bouwplaats worden gerealiseerd, maar erg logisch is dat niet. Het NCB heeft een ‘Conceptenboulevard’ ingericht, waar inmiddels meer dan 600 concepten te vinden zijn. Je kunt een concept als het ware zó van de plank halen. Conceptueel bouwen is niet alleen een andere manier van werken, maar impliceert ook een ander bouwproces, zegt Walbeek: “De opdrachtgever geeft antwoord op de vraag ‘wat?’. De conceptaanbieder en de toeleverende industrie beantwoorden de vraag ‘hoe?’. Opdrachtgevers gaan van product ontwikkelen naar product inkopen en bestellen.”

Dezelfde taal

Vaak worden de begrippen conceptueel bouwen, fabrieksmatig bouwen en industrieel bouwen losjes gebruikt. Dat kan tot spraakverwarring leiden. Zo is fabrieksmatig bouwen niet per se gelijk aan industrieel bouwen. Dat laat de woningfabriek van Barli zien: daar komen nog best veel mensenhanden aan te pas. Mona Keijzer spreekt over industrieel bouwen als middel om de woningbouw te versnellen, maar doelt daarbij waarschijnlijk op fabrieksmatig bouwen. De eerste voorwaarde om deze vormen van bouwen verder op te schalen, is dat we duidelijk vaststellen wat we eronder verstaan, zegt Walbeek. Ook bij de organisatie van het bouwproces is het cruciaal dat de samenwerkende partners dezelfde taal spreken. Hij verwijst in dat verband naar een praatplaat van Lente-akkoord en NCB waarin enkele begrippen scherper zijn bepaald.

WEB HEIJBLOM FOTOGRAFIE 241204 17 07 0044
WEB HEIJBLOM FOTOGRAFIE 241204 17 10 0068
WEB HEIJBLOM FOTOGRAFIE 241204 17 08 0462
WEB HEIJBLOM FOTOGRAFIE 241204 17 12 0088

Stedenbouwkundig ontwerp

Ontwerpers moeten hun plaats in het conceptuele en fabrieksmatige bouwproces nog vinden. Wie kiest voor conceptueel bouwen moet die keuze immers al vroeg in het proces maken. Het traditionele proces waarin ontwerpers vanaf de grond een unieke oplossing maken, wordt anders, zegt Walbeek: “Kijk naar het verhaal van de plek. Bepaal dan de prestatie-eisen qua ruimtelijke kwaliteit, flora & fauna, water et cetera. Kies dan één of meer concepten die daar bij passen.” De meeste concepten hebben veel flexibiliteit zodat vrijwel ieder ontwerp vervolgens mogelijk is. Ook architecten krijgen daarmee een andere rol. Zij kunnen waarde toevoegen door vanuit een concept een uniek ontwerp te maken.

Gestapelde bouw

Tot voor kort beperkte fabrieksmatige bouw zich vooral tot grondgebonden woningen. De laatste tijd zie je ook steeds meer projecten met gestapelde bouw. Daar wordt ook de grote doorbraak verwacht. Het is immers een groot marktsegment, vooral in bestaande binnensteden, en juist daar heeft fabrieksmatig bouwen enorme logistieke voordelen. Zo bouwt VORM op het dek van een bestaande parkeergarage in Den Haag een woongebouw met 293 fabrieksmatig geproduceerde woningen. BAM gebruikt de ervaringen met ‘Flow’ om ‘Midrise’ te ontwikkelen: een fabrieksmatig concept voor woongebouwen tot tien lagen.

Stabiele markt, eenduidige eisen

Om de kostbare ontwikkeling van woningfabrieken lonend te maken, is een stabiele markt nodig, zeggen de sprekers. Daar is de rijksoverheid bij nodig. Daarnaast is een belangrijke hindernis van dit moment, dat verschillende gemeenten verschillende eisen stellen. Fabrieksmatig bouwen is vaak ook houtbouw en daarover heerst vaak nog angst en onwetendheid: vocht, geluid, brandrisico,… Walbeek: “Maar fabrieksmatig bouwen hoeft niet per se in houtbouw. Als de opdrachtgever de uitvraag specificeert, zal de aanbieder hierop zijn product ontwikkelen.” Tom Jongen (BAM): “Dat er verschillende eisen worden gesteld, is voor ons het moeilijkste.” Jongen heeft daar tegelijk een pragmatische oplossing voor: “Als onze propositie in de lastigste gemeente wordt goedgekeurd, lukt het in heel Nederland.” Is 50% fabrieksmatige woningbouw in 2030 haalbaar? Jongen: “Als twintig grote woningbouwers jaarlijks 2.000 woningen uit de fabriek laten rollen, zit je aan 40.000 woningen. Dan kom je een heel eind.”