Salderen vanaf 2020?

Op maandag 13 februari organiseerden het ministerie van Financiën en het ministerie van Economische Zaken een stakeholdersbijeenkomst over de opvolger van de salderingsregeling vanaf 2020. Het Lente-akkoord was bij deze stakeholdersbijeenkomst vertegenwoordigd. Het evaluatie-onderzoek van PwC werd toegelicht. In subgroepen werden de voor- en nadelen van vier verschillende varianten op de salderingsregeling besproken.

In het voorjaar van 2017 zal minister Kamp de Tweede Kamer nader informeren over de stimulering van lokale hernieuwbare energie vanaf 2020. Dat heeft de minister toegezegd in een brief aan de Tweede Kamer van 3 januari jl. over de evaluatie van de salderingsregeling. De brief bevat een samenvatting van het evaluatierapport “De historische impact van salderen”, dat is opgesteld door onderzoeksbureau PriceWaterhouseCoopers (PwC). Dit rapport is tot stand gekomen met de inbreng van een groot aantal belanghebbende partijen, waaronder de Nederlandse Vereniging voor Duurzame Energie (NVDE), Holland Solar, Energie Nederland, Netbeheer NL, Aedes, Greenpeace, FME en Vereniging Eigen Huis. Deze evaluatie geeft bouwstenen voor de vormgeving van de stimulering van lokale hernieuwbare energie vanaf 2020. De volgende effecten zijn onderzocht:

1. Investeringen in en groei van zon-PV
PwC stelt vast dat mede door de salderingsregeling het geïnstalleerde vermogen zon-PV bij kleinverbruikers sinds 2011 sterk is toegenomen. De gemiddelde jaarlijkse groei betrof in deze periode 91%, tegenover een groei van gemiddeld 13% in de periode van 2004 tot 2011. De groei is naast de salderingsregeling ook te danken aan nationale en regionale subsidies en aan de sterke daling van de kosten van zonnepanelen. Het totale opgestelde vermogen in 2015 wordt geschat op 1,3 GW. Terugverdientijd is voor particulieren een belangrijke drijfveer om te investeren in zonnepanelen. Als gevolg van de degressieve tariefstructuur verbetert de salderingsregeling vooral de business case voor particulieren. Salderen heeft de terugverdientijd in 2015 verkort van 14 jaar naar circa 7 jaar. De terugverdientijd waarbij 50% van de particulieren bereid is om te investeren, ligt tussen de 5 en 9 jaar. Woningbouwcorporaties accepteren in het algemeen langere terugverdientijden, maar er bestaan voor hen andere belemmerende factoren, zoals voldoende financieel voordeel voor de huurder en voldoende dakoppervlak. Salderen heeft de terugverdientijd voor bedrijven verkort van 17 jaar naar 10 jaar en het rendement vergroot van 4% naar 10%. Het onderzoek laat zien dat een financiële stimulans van de overheid nog nodig is om investeringen in lokale hernieuwbare energieproductie te stimuleren en de huidige groei te behouden.

2. Flexibiliteit en innovatie
PwC concludeert dat salderen de prikkel wegneemt voor kleinverbruikers om het eigen verbruik achter de meter te optimaliseren en daarmee het elektriciteitssysteem te ontlasten. De salderingsregeling houdt namelijk geen rekening met de werkelijke waarde van de opgewekte elektriciteit op enig moment en heeft daarmee marktverstorende effecten: elke kWh opgewekte elektriciteit die een particulier niet direct zelf verbruikt, kan worden ingevoed op het elektriciteitsnet en op een willekeurig moment in dezelfde verbruiksperiode van 12 maanden weer van het elektriciteitsnet worden afgenomen tegen dezelfde prijs.

3. Draagvlak voor hernieuwbare energie
PwC benoemt dat zon-PV een van de hernieuwbare energie-opties is die de meeste steun genieten onder de Nederlandse bevolking. Bovendien is zon-PV een van de populairste maatregelen voor de productie van hernieuwbare energie die particulieren zelf relatief eenvoudig kunnen toepassen. Investeringen in zon-PV kunnen het draagvlak voor verduurzaming vergroten. De exacte invloed van salderen is daarbij echter onduidelijk.

4. Effect op de CO2-uitstoot
PwC concludeert dat salderen tot op heden slechts in beperkte mate heeft bijgedragen aan de verduurzaming van de energiemix en daarmee aan de afname van de CO2-uitstoot in Nederland (0,5% in 2015).

5. Kosten voor de overheid
PwC schat de gederfde energiebelasting en opslag duurzame energie (ODE) als gevolg van de salderingsregeling op 80 miljoen euro in 2015. Uit het rapport leidt de minister af dat de stimulans in euro’s per kWh, afhankelijk van de aannames en het gekozen perspectief, in alle gevallen (vrijwel) gelijk aan of hoger ligt dan de stimulering via de SDE+.

6. Groei van werkgelegenheid
PwC concludeert dat salderen heeft bijgedragen aan de groei van zon-PV in Nederland en daarmee waarschijnlijk aan de groei van de werkgelegenheid in deze sector.

Stimulering lokale hernieuwbare energie vanaf 2020
Via lokale energieproductie kunnen burgers zelf op relatief eenvoudige wijze een bijdrage leveren aan de energietransitie. Dit vergroot het bewustzijn van en het draagvlak voor de energietransitie. Dit is voor de minister een belangrijke reden om de ondersteuning van investeringen in lokale hernieuwbare energieproductie nu en in de toekomst voort te zetten, zolang deze zonder steun onrendabel is. Voor de vormgeving van het instrumentarium voor de stimulering van lokale hernieuwbare energie vanaf 2020 hanteert de minister de volgende uitgangspunten. De regeling dient:

  • een toekomstbestendige en kosteneffectieve stimulans te bieden voor de kleinschalige productie van hernieuwbare elektriciteit;
  • stuurbaar te zijn (de hoogte van de stimulans kan aangepast worden, bijvoorbeeld naar aanleiding van veranderingen in de kostprijs van zon-PV-systemen);
  • gebouweigenaren met een kleinverbruikersaansluiting voldoende investeringszekerheid te bieden;
  • toegankelijk en begrijpelijk voor particulieren en bedrijven te zijn;
  • voor een voldoende stabiele groei van de markt voor zon-PV te zorgen;
  • voor zover mogelijk optimaal ruimtegebruik voor de productie van hernieuwbare energie te stimuleren; en
  • zo min mogelijk marktverstorende effecten te hebben en voor zover mogelijk nieuwe ontwikkelingen, onder andere om toekomstige lasten voor het elektriciteitssysteem te beperken, zoals opslag en ICT ontwikkelingen, niet te belemmeren.