Waarom hebben BENG-woningen minder PV-panelen nodig?

De Lente-akkoord redactie werd door een adviesbureau benaderd met de volgende vraag: "Als technisch adviseur maken we veel EPC-berekeningen. Om ervaring op te doen hebben we een aantal EPC-berekeningen overgezet naar BENG. Wat ons sterk opvalt is dat bij veel woningen het aantal PV panelen beduidend vermindert. Hoe kan dat?"

Deze vraag hebben we voorgelegd aan Harm Valk (Nieman RI). We kregen het onderstaande antwoord van Harm:

"Dank voor uw vraag. Het klopt inderdaad dat er in sommige situaties ten opzichte van een EPC-berekening in een BENG-berekening minder PV-panelen toegepast hoeven worden om te voldoen aan de grenswaarden. Dit wordt deels veroorzaakt door andere onderliggende getalwaarden in NTA 8800, zoals een andere primaire energiefactor (PEF) voor elektriciteit. Dat is echter niet de belangrijkste oorzaak. In NEN 7120 (de rekenmethode achter de EPC) was een toeslag opgenomen voor ‘zomercomfort’, bedoeld om ongewenste opwarming te voorkomen. Deze toeslag leidde tot een hoger berekend energiegebruik en dus tot een hogere EPC-uitkomst. Die werd dan vaak gecompenseerd door een of meer zonnepanelen. Die oplossing klopt in de berekening, maar draagt niet bij aan het voorkomen van oververhitting, waarvoor de toeslag bedoeld was.

In de BENG-systematiek is de toeslag zomercomfort komen te vervallen, wat een lagere berekende energiebehoefte oplevert. Om te kunnen voldoen aan de grenswaarde voor BENG-2 (en BENG-3) is bij een energieconcept met een warmtepomp met een voldoende hoge COP daardoor vaak niet meer nodig om aanvullend een of meer PV-panelen toe te passen. Daarvoor in de plaats is nu de TO-juli-indicator toegevoegd aan de grenswaarden waarop bij een bouwaanvraag getoetst wordt. Hoewel deze niet meer dan een indicatie is, is deze wel specifiek afgestemd op het achterliggende doel: voorkomen van oververhitting in nieuwe woningen."